5. Onvoorwaardelijke Vaderliefde

Laatst vertelde mijn adoptiefvader mij over het moment dat ik hem voor het eerst ‘papa’ noemde. Dat dit echt een vreugdevol moment voor hem was, alsof ik hem eindelijk echt zag als mijn vader. Ik was een late prater, ik was stil, zweeg liefst zo veel mogelijk. En nog steeds ben ik iemand die prima kan zwijgen. 

Mijn vader vertelde me dat hij op een zondagmiddag uit de kerk kwam en ik hem begroette met ‘papa’. Die eerste keer dat ik dat zei; daar werd hij zo blij van! En terwijl hij het vertelt zie ik zijn ogen vochtig worden en lacht hij me verlegen, bijna verontschuldigend toe. 

Het is jammer dat ik me dit niet meer kan herinneren. Ik heb weinig fijne herinneringen aan mijn jeugd. Zeker niet aan mijn adoptiefvader. Hij was streng, dominant en altijd met stemverheffing aanwezig in gesprekken. Alles moest gaan zoals hij wilde en iedereen moest het met zijn mening eens zijn. Althans zo heb ik het altijd ervaren. 

Hij wilde graag laten zien dat hij een goede man was, een plichtsgetrouwe vader, iemand die leefde naar Gods woord. Ik denk echt dat hij ook overtuigd was van zijn eigen goedheid. Maar thuis was het lang niet altijd makkelijk om met hem te leven. Hij was star en erg gericht op hoe andere mensen je kunnen zien en wat ze van je kunnen denken. In die sfeer groeide ik op. 

Maar naar mijn idee heb je denk ik ook de verantwoordelijkheid om je kind te laten kennis maken met het liefdevolle karakter van God. Juist door je vader zijn, kan je de Vaderlijke kant van God laten zien. Het stukje onvoorwaardelijke liefde. Het helpen leren leven. Een kind zijn of haar eigen fouten laten maken en weer helpen oprichten. En kijken hoe nu verder en is een andere manier misschien beter of makkelijker.

Maar in mijn geval was fouten maken niet toegestaan. Fouten maken stond gelijk aan falen. Wanneer ik iets niet goed genoeg deed, wanneer ik fout reageerde of een fout antwoord gaf werd dat afgestraft. Zijn teleurstelling heb ik altijd geproefd in zijn ongeduld wanneer er iets verkeerd ging. Iedereen in ons gezin trouwens. Soms door verandering in sfeer, soms ook letterlijk of lichamelijk. 

In mij ontstond hierdoor een verwrongen idee over het vaderschap. Een vader was niet liefdevol, maar stond wel altijd aan de zijlijn te kijken of je het goed genoeg deed en als dat niet het geval was volgde er een oordeel. 

Ik heb God als Vader dan ook jarenlang ontkend. Het kon niet zo zijn dat de God van liefde ook een Vader wilde zijn voor mij. Zo kon ik Hem niet accepteren, zo heb ik ook nooit naar Hem kunnen kijken. Ik snapte niet hoe men in de kerk kon zingen ‘zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kinderen, zo omarmt U ook mij’.  Dat klonk heel fijn en mooi, maar hoe dan? Ik zong dat lied nooit mee. 

Tot ik door een bijbelstudie gedwongen werd me meer te verdiepen in Wie God de Vader is en voor ons wil zijn. Ik zoomde in op hoe Jezus sprak over Zijn Vader en ons steeds wees op de liefde van de Vader. Keer op keer zien we in de bijbel hoe Jezus de nabijheid van de Vader zoekt in de stilte maar ook in de menigte. Keer op keer geeft Hij God Zijn Vader de eer. Ik maakte steeds meer kennis met God de Vader. Wat ik over Hem leerde deed me verlangen naar meer. Ik verlangde naar die onvoorwaardelijke liefde. En hoewel ik mijn hele leven al christen was geloofde ik nooit echt dat die liefde ook voor mij was. Ik begon te verlangen naar die onvoorwaardelijke vaderliefde, ik kreeg het gevoel dat ik dat nodig had, ik hunkerde er naar. En langzaamaan begon ik te geloven dat ook ik Gods kind mocht zijn. Dat Hij mijn Vader wilde zijn. Jezus had ik allang als Verlosser aangenomen. In de bijbel lees ik dat ik hierdoor mezelf erfgenaam van God mag noemen. Zo ben ik dus, door het bloed van Jezus’ offer, volledig opgenomen in Zijn gezin, aangenomen en aanvaard als Zijn kind. En met dat laatste, daar kon ik wat mee. Want welke gebreken mijn adoptiefvader dan ook mag hebben. Hij heeft mij aankomen als zijn kind. Door hem heb ik een nieuwe naam gekregen. Ik ben lid geworden van een nieuwe familie. Voor de Nederlandse wet ben ik volledig opgenomen in het gezin van mijn adoptiefvader. Ik had geen keuze.

Na mijn keuze voor Jezus werd ik automatisch het kind van God. Maar Hij werd ook mijn Vader, ook al besefte ik dat toen nog niet echt. Ik weet dat God volmaakt trouw is. Dat maakt dat Hij ook volmaakt trouw is aan Zichzelf én aan mij. Dus ik kan erop vertrouwen dat Hij mij nooit zal afstaan of verstoten. Gods grootste bewijs  van Zijn volmaakte Vaderliefde is het feit dat Hij Zijn enige Zoon opgaf voor mij. Het maakte Hem niet uit wat de wereld of de hemelse gewesten daarvan dacht. Hij wist dat een volmaakt offer voldoende zou zijn om mij in vrijheid te zetten. Zijn liefde voor mij is zo onvoorstelbaar groot. De keer dat ik voor het eerst Hem Abba durfde te noemen bracht bij Hem waarschijnlijk hetzelfde gevoel van blijdschap teweeg als lang geleden toen ik mijn adoptiefvader voor het eerst papa noemde. 

Het besef dat mijn hemelse Vader onvoorwaardelijk van mij houdt en mij nooit kan en wil afwijzen maakt dat ik elke dag opnieuw mijn dag durf te beginnen met 

‘Trouwe Vader, Abba, hier ben ik weer; Uw innig geliefde kind in wie U vreugde vindt.’ 

Leave a comment