De anderhalve meter afstandsregel is sinds kort geen bindend advies meer, geen maatregel waar we ons aan moeten houden. Alleen nog maar een advies. Het lijkt nog steeds verstandig om anderhalve meter afstand van elkaar te houden.
Bij het woord bindend, hoor ik binding, verbinding. Terwijl dat nou precies het tegenovergestelde was waar die anderhalve meter afstandsregel voor zorgde.
Voor mij persoonlijk is verbinding een verwarrend iets. Ik verlang ernaar en tegelijk vind ik het vreselijk spannend en onhandig. Ik verbind me niet makkelijk aan mensen. Bij mij ontstaat direct een negatief gevoel wanneer ik het woord verbinding hoor. Alsof ik al vastgebonden was en de banden of touwen nog eens extra aangetrokken worden. Het beneemt me, soms letterlijk, de adem en ik voel mijn lijf verstijven, alsof er iets onaangenaams gaat gebeuren.
Die anderhalve meter afstand vond ik eigenlijk wel prettig. Bij lichamelijk contact is mijn eerste reactie verstijven en wegduwen. Inmiddels heb ik geleerd om niet aan die eerste reactie toe te geven, en kan ik op een natuurlijke manier echt wel terug knuffelen. (Hierbij denk ik aan gezin, familie en aan goede vriendinnen). Maar toch, telkens hou ik me in om niet toe te geven aan mijn eerste natuurlijke behoefte. Die uiteindelijk een vorm van zelfbescherming is, dat realiseer ik me goed hoor.
Misschien zou je verwachten van iemand als ik, die als klein kind te weinig knuffels heeft gehad, dat ik dit tekort in zou willen halen. Dat ik behoefte zou hebben aan zoveel mogelijk contact, juist omdat ik er te weinig van heb gehad en mijn lijf dat ongetwijfeld gemist heeft. Maar ik denk dat ik een onbewust aangeleerd gevoel heb dat contact risico’s met zich mee brengt. Lichamelijk contact heeft gevolgen. Als pasgeborene heb ik al ontdekt dat ik na lichamelijk contact afgewezen werd. En hoewel ik dat hoogstwaarschijnlijk niet bewust heb meegemaakt, merk ik dat ik dit toch onbewust mijn hele leven met me meedraag.
De verbinding met iemand aangaan heeft gevolgen. Hoe je het ook wendt of keert. Het kan positief zijn en een diepe vriendschap opleveren. Maar het kan ook een afwijzing, een teleurstelling opleveren. Wat weer een kras op je ziel oplevert. Een bevestiging van het gevoel van angst om afgewezen te worden. Hebben we die angst niet allemaal in meer of mindere mate.
Ik, als vondeling heb die angst vanaf mijn allereerste begin. Ik noem dit niet om zielig gevonden te worden, maar wel om te laten weten dat dit meespeelt. Voor mij is het echt een continue uitdaging waar ik mee leef. Het voelt alsof ik altijd op mijn hoede moet zijn, ik bén op mijn hoede. Ik ben telkens aan het aftasten in hoeverre het zin heeft om de verbinding aan te gaan. Wat levert me dat op en wat kost me dat, waarbij de angst van ‘wat gaat het me misschien op de lange termijn kosten’ ook weer om de hoek komt kijken.
Wanneer ik om me heen kijk zie ik zovelen met mij worstelen met deze uitdaging. De maatschappij roept ons op om continu voor jezelf te kiezen, voor jezelf op te komen, uit te blinken en de ruimte te pakken die je verdient. Helaas gaat die ruimte vaak ten koste van een ander.
Afgelopen anderhalf jaar had ik een afgebakend stuk van anderhalve vierkante meter tot mijn beschikking. Zo heb ik dat tenminste ervaren. Ik vond dat prettig, veilig en fijn. En ik weet dat dit botst met veel gevoelens en behoeftes van anderen om mij heen. Maar voor mij was het helder, ik hoefde niet na te denken of en wat ik met die ander moest. Ik hoefde minder na te denken over welke gevolgen mijn reactie op de ander zou hebben voor de ander. Ik gun niemand een afwijzing, ik wil niemand afwijzen. Ik weet hoe het voelt om levenslang afgewezen te worden. Wanneer ik iemand afwijs heeft dat gelukkig veel minder impact, maar toch, het blijft een afwijzing. Ook al is die afwijzing dan niet bindend, het nodigt niet uit tot verbinding. Soms ben ik zo overprikkeld dat ik nauwelijks nog verbinding kan maken met mezelf, laat staan met die ander. Dan kost contact me zoveel, dan slurpt het energie en heb ik die anderhalve meter afstand gewoon nodig.
Toch geloof ik niet dat wij mensen gemaakt zijn voor een leven zonder verbinding. De bevolkte plekken op aarde zijn niet geschikt voor een anderhalve meter maatschappij. God schiep de mens niet om afstand van elkaar te houden. Ik geloof voor honderd procent dat God mensen voor elkaar heeft gemaakt. Hij zelf wil een intieme relatie met ons én Hij wil dat wij een liefdevolle relatie met elkaar hebben. Ik realiseer me dat lichamelijk contact in bijvoorbeeld de vorm van een knuffel daar bij hoort.
Dus ik oefen, ik bid, ik geef én ik ontvang. Ik heb een groot verlangen om Gods liefde te delen en tot zegen te zijn. Ik realiseer me dat in verbinding staan met die ander een prachtig middel van God kan zijn. Het zou mijn bindend advies zijn om vooral te blijven oefenen. Dat betekent dat de mogelijkheid inderdaad bestaat dat ik opnieuw afgewezen kan worden. Maar de mogelijkheid bestaat ook dat ik er een prachtig mooi contact aan overhou.
Moeilijk? Ja! Onmogelijk? Nee!
Wat mooi omschreven! Zo Herkenbaar ook dat gevoel dat je door die maatregel er niet bij stil hoefde te staan wat je met die ander moet.. twee kussen, 1 kus of gewoon een hand…
LikeLike