Vorige week kreeg ik de uitslag van mijn DNA-onderzoek. Dat was verrassend en tegelijk een grote opluchting.
Er is geen directe match gevonden. Geen biologische ouders in Indonesië of biologische broers of zussen die ook geadopteerd zijn en in Nederland terecht zijn gekomen. Achteraf durf ik te bekennen dat ik over die broers of zussen nog best wat bezorgd was. De dichtstbijzijnde match is een zoon van een achterneef in de derde graad. We delen slechts 0,9% DNA. Hij woont in Indonesië. Al met al een grote opluchting, want ik hoef nu dus geen nieuwe familieleden te ontmoeten.
Dé grote verrassing is dat ik, in tegenstelling tot wat mijn adoptiepapieren me vertellen, geen half-bloed ben. Ik heb zelfs geen enkel Nederlands bloed in mij.
Mijn geschatte etniciteit is op basis van mijn DNA toch voor het grootste gedeelte Aziatisch. Mijn hele leven heb ik gedacht half Nederlands, half Indonesisch te zijn. Ergens maakt het natuurlijk weinig uit. De moeilijkheid voor mij zit hem in dat mijn adoptiepapieren dus echt niet betrouwbaar zijn. De grote vraag komt dan bij mij omhoog, als dit niet waar is, wat is er dan waar van alle andere gegevens? Moet ik dat gaan uitzoeken? Was ik wel bont en blauw toen ik gevonden werd? Ben ik überhaupt wel jarig op de dag dat ik het nu vier. Ik merkte dat ik, door me te richten op al dit soort vragen, me ergens toch onzeker en verdrietig begon te voelen.
Tot God Zelf me herinnerde aan wie ik ten diepste ben; Zijn innig geliefde dochter. Uitgekozen en bedacht al voor de grondlegging van deze wereld. Het maakt ten diepste niks uit voor mijn identiteit of mijn biologische vader Nederlands was. Ook maakt het voor mijn identiteit niks uit dat mijn DNA zegt dat ik vooral Aziatisch bloed heb.
Overigens schijnt er ook een heel klein beetje Schots DNA in mijn lichaam te zitten. Wat in ons gezin de nodige hilariteit opleverde door ons voor te stellen dat iedereen in een kilt zou gaan rondlopen!
Het was bijzonder om weer te ontdekken hoe snel en makkelijk ik me weer richtte op de dingen die ik om me heen zie en merk. In dit specifieke geval op de testuitslagen en wat ik eerder had gelezen in de adoptiepapieren. Ook ik kan in de verleiding komen om mijn situatie te laten bepalen door hoe ik mezelf zie of wie ik denk te zijn.
Feit is, dat ongeacht mijn bloed, mijn huidskleur en wat ik allemaal al meegemaakt heb, dit niet mijn identiteit bepaalt.
Ik focus me op boven, voor mij altijd de beste focus. Ik richt me op mijn hemelse Vader en vraag Hem opnieuw hoe Hij naar mij kijkt. Voor mij is dat het belangrijkste en daarmee laat ik Hem mijn identiteit bepalen. Hij kijkt mij aan en zegt liefdevol: ‘Jij bent Mijn innig geliefde dochter van wie Ik zielsveel hou. Jij bent heilig, rein en volmaakt in Mij.’