11. Ontheemd (3)

Wanneer ik zeg dat ik mij ten diepste niet echt meer ontheemd hoef te voelen, betekent dat niet  dat ik dit ook niet meer voel. Ik verlang nog steeds naar een plek hier op aarde waar ik mij volledig thuis voel. Waar ik kan zijn, zonder dat het gevoel van alertheid me onderdrukt. Het feit dat ik geadopteerd ben impliceert dat ik vanaf het begin van mijn leven niet echt gewenst ben geweest. Op de plek waar ik ter aarde kwam was niet genoeg ruimte, dat was blijkbaar niet de juiste plek voor mij. Als baby en klein kind kan je niet anders dan je lot accepteren. Volwassenen hebben voor mij beslissingen genomen waarvan zij dachten dat het voor mij beter zou zijn. Ik wil geloven dat mijn biologische familie dacht het goede te doen om mij op de stoep van het kindertehuis achter te laten. Ik wil geloven dat mijn adoptiefouders dachten er goed aan te doen om mij te adopteren en naar Nederland te halen. Ik wil geloven dat de Raad voor de Kinderbescherming dacht er goed aan te doen om mijn adoptieouders toestemming te verlenen voor een buitenlandse adoptie. 

Ik wil het geloven…

Maar ondanks al die goede bedoelingen kan ik niet ontkennen dat ik nog dagelijks te dealen heb met de negatieve keerzijde van deze medaille die adoptie heet. In die tijd was er nog zoveel minder studie gedaan naar het belang van hechting. Er was zoveel minder ondersteuning voor de adoptiegezinnen. Adoptie vanuit het buitenland werd gezien als een prachtige win-win situatie. Een kind werd uit armoedige omstandigheden geplukt en in een rijk westers gezin gezet. Hierbij werd denk ik te gemakkelijk voorbij gegaan aan de emotionele en psychische kant. 

Doordat de meeste aandacht ging naar alle positieve aspecten is mij vooral bij gebleven dat ik dankbaar moet zijn. Ik moest dankbaar zijn voor genoeg eten, genoeg drinken en een stevig huis om in te wonen. Ik moest dankbaar zijn voor een vader en een moeder en later een broertje. Op deze manier werd ‘dankbaar zijn’ voor mij een moeten, iets wat ik met mijn brein kon doen, maar wat ik nauwelijks meer voelde. Sterker nog, ik mocht eigenlijk niks meer voelen. Al het gevoel wat ik als klein kind had, daar werd niet op gereageerd. Ik had als baby en dreumes al afgeleerd te huilen. Mijn uiting van gevoel werd niet gehoord waardoor ik merkte dat mijn gevoel ook niet gezien werd. Hierdoor leerde ik ten diepste dat mijn gevoel niet belangrijk genoeg was om gezien of gehoord te worden. In mijn eigen brein heb ik daarvan gemaakt dat ik als persoon niet belangrijk genoeg was om aandacht aan te geven.  Blijkbaar had ik te weinig bestaansrecht om gezien of gehoord te worden. Later in mijn adoptiefgezin werd dit bevestigd, aangezien het daar ook het verstandigste was om stil aanwezig te zijn. Ik wilde geen risico lopen op verstoring van de sfeer. Ik wilde niet de oorzaak zijn van onenigheid tussen mijn adoptiefouders. 

Wanneer ik opnieuw nadenk over ‘huis en haard’ en me realiseer welk gevoel dat bij me oproept, dan besef ik dat ik mijn verlangen naar veiligheid en vertrouwen al lang geleden diep in mijn binnenste heb verstopt. Ik had me neergelegd bij de gedachte dat dit niet voor mij weggelegd was. Sterker nog, dat ik daar geen recht op had. Ik mocht mijzelf al gelukkig prijzen met het feit dat ik nog leefde en kon me beter richten op al die dingen die ik wel had. 

En ergens heeft die gedachte me ook geholpen te overleven. Het zorgde er voor dat alle rottigheid die ik heb meegemaakt me niet al te veel belemmerde of me depressief maakte. Het feit dat ik de start van mijn leven overleefd heb, zou vast een teken zijn. De gedachte van ‘als ik dat als baby heb overleefd, dan kan ik deze situatie nu ook wel overleven’ heeft mij vaak aangemoedigd om door te gaan en er het beste van te maken.

Ik realiseerde dat ‘huis en haard’ voor mij niet was weggelegd. Ik was al blij dat ik überhaupt bestond, waarom naar meer verlangen als je denkt te weten dat dit niet voor je is weggelegd?! Tegelijkertijd bleef het gevoel van ontheemd te zijn wel degelijk in mij aanwezig. Je mist iets in je bestaan wanneer je geen herinneringen hebt van een veilige plek. Verlangen naar veiligheid is iets aparts als je eigenlijk niet weet hoe veiligheid voelt. Ontheemd zijn is een ongrijpbaar iets, ergens voel je dat je op de plek waar je bent niet volledig tot je recht komt. Ik heb die plek nog steeds niet gevonden. De plek die daar voor mijn gevoel het dichts bij komt is in de aanwezigheid van mijn Vader en in de armen van mijn man. Op beide plekken heb ik geen angst om afgewezen te worden. Op beide plekken mag ik zijn met al mijn gevoelens die ik op dat moment heb. Beide plekken zijn nog niet volmaakt, maar ik denk dat ik hier voorlopig maar genoegen mee moet nemen. Zolang we hier op deze aarde zijn, zullen we die volmaakte veiligheid nooit gaan meemaken. We zullen ons allemaal ten dele ontheemd voelen. Bewust of onbewust.

Toch denk ik dat we van geluk mogen spreken dat wij gelovigen, als kinderen van God het uitzicht hebben op de perfecte ‘huis en haard’. Ik geloof dat God bezig is die plek voor ons klaar te maken. Ons huis en haard zal klaar zijn om ons te ontvangen. Wanneer we daar zijn hoeven we ons niet langer ontheemd te voelen. Dan zijn we thuis bij de Vader. 

2 thoughts on “11. Ontheemd (3)

Leave a reply to Yvonne Cancel reply