14. Vaderdag

Vaderdag, moederdag, ik kan er maar weinig mee. Ik vind het beide iets te commercieel. Natuurlijk is het  een mooi excuus voor vaders en moeders om een nieuwe frituurpan, scheerapparaat of strijkbout aan te schaffen, aangezien de oude nodig aan vervanging toe was. Voor creatieve meesters en juffen is het een ideale gelegenheid voor een leuk knutselwerkje, waar de kinderen weer een middag mee vermaakt kunnen worden. En uiteraard heb ik als moeder die zelfgemaakte kadootjes ook altijd gekoesterd. Trots liep ik een hele zondag rond met mijn macaroni-ketting om. Toch zijn deze dagen voor mij pijnlijk confronterend, het raakt een diep gevoel van gemis aan. Dat wat altijd als een gaatje in mijn ziel voelt, ervaar ik die twee dagen van het jaar als een groot gapend gat. 

Vorige maand was het Moederdag en deze maand is het weer Vaderdag. Ooit heb ik een geadopteerd iemand eens horen zeggen dat ze zich gezegend voelde omdat ze, door haar adoptie, twee moeders en twee vaders had. Dat gezegende gevoel heb ik dus totaal niet. Doordat ik nu overal reclames en aankondigingen zie over Vaderdag knalt het gemis weer binnen. Van mijn biologische vader weet ik niks. In mijn adoptiefpapieren staat een Nederlandse naam vermeld. Ook mijn gegeven Indonesische naam is vrij Nederlands. Maar gezien de onduidelijkheid over hoe eerlijk mijn adoptie is verlopen, durf ik niet met zekerheid te zeggen dat die namen echt waar zijn. 

In mijn verhaal zitten een heleboel ‘misschiens’. 

Misschien wist mijn biologische vader niet eens van mijn bestaan af. Misschien wist hij wel dat mijn biologische moeder zwanger van hem was, maar heeft hij opdracht gegeven tot abortus en heeft zij nooit verteld dat ze de zwangerschap toch heeft uitgedragen. Misschien was hij wel getrouwd met een andere vrouw, was ik dus een buitenechtelijk kind en wilde hij niks meer met mijn biologische moeder te maken hebben en verdwenen wij uit zijn beeld. Maar, misschien waren mijn biologische ouders wél gelukkig bij en met elkaar, misschien was ik wel gewoon een blije baby die geliefd was, maar ben ik gestolen en zo uit het leven van mijn biologische vader geglipt. Misschien heeft hij wel ontzettend veel verdriet om mijn verdwijning en mist hij mij nog steeds.

Misschien…

Uiteindelijk heb ik natuurlijk weinig aan die misschiens. Het geeft geen helderheid, het maakt mijn verhaal niet mooier of triester. Het heeft weinig zin om daarop te focussen. Ondanks dat ik dit weet met mijn hoofd, maakt dat mijn gevoel hierover niet anders. Bij vlagen voelt het toch leeg, incompleet ofzo. Ik heb geen idee waar ik uit ontstaan ben. Het voelt alsof ik wortels heb, maar niet weet waar ze in groeien. Wat mijn bodem is, uit welke bron ik kom. 

Vroeger dacht ik altijd, op basis van de Nederlandse naam op de adoptiefpapieren dat ik een halfbloed ben. Maar ook dat is helemaal niet zeker. Ik ben zelf natuurlijk het levende bewijs dat ik ergens ontstaan ben, maar waar die oorsprong is, dat zweeft een beetje in de lucht. Dat is wazig en vol onzekerheden. Het is er, maar ik weet echt niet hoe het er uit ziet. ik zou echt graag willen weten op wie ik lijk, van wie ik bepaalde karaktertrekjes heb geërfd. Wat voor een type is mijn vader en leeft hij überhaupt nog? Hoe zou ik zijn geworden wanneer hij een actieve rol in mijn opvoeding had gespeeld? 

Het zijn allemaal vragen waarop ik nooit antwoord zal krijgen. En dat voelt standaard als een gaatje in mijn ziel. Omdat hij er wel voor gezorgd heeft dat ik besta. Misschien is hij wel de oorzaak van mijn gevoeligheden, van mijn hooikoorts of van mijn behoefte aan controle. Ik mis het om me in een ouder te herkennen. Ik mis het om iemand te kunnen zien en te bedenken dat ik later misschien ook wel dat soort rimpels krijg. Het gevoel van liefdevolle herkenning van mijn eigen ik, Hoewel ik weet dat mijn adoptiefouders op hun eigen manier van mij houden, toch voelt het niet geheel compleet. Ondanks hun liefde hunkert mijn ziel toch naar een andere liefde. Die liefde wat ik als moeder voelde toen ik mijn eigen kind direct na de bevalling op mijn buik had liggen. Die diepe, intrigerende, allesomvattende en intense liefde heb ik nooit terug gezien in de ogen van een ander. Dat mis ik op sommige momenten enorm. Vooral op het moment dat het moeder- of vaderdag is. Op die dagen wordt het gaatje een gat en voel ik het gemis tot diep in mijn botten. Die dagen sla ik liever over. Ik probeer het gemis vaak te compenseren door me extra te koesteren in de liefde van mijn man en kinderen. Op die dagen ben ik extra dankbaar dat ik het hier in Nederland goed heb, dat er voldoende eten is, dat de zon zo vaak schijnt én dat ik míjn kinderen wél kan overladen met een diepe intense liefde. Die liefde vult het grote gat in mijn ziel en zorgt ervoor dat het weer een hanteerbaar gaatje wordt.

13 Mijn identiteit?!

Veel mensen reageren op mijn blogs, wat ik natuurlijk fijn vind, want dat bevestigt dat het gelezen wordt! Tegelijk vind ik de reacties best schrijnend, ik hoor namelijk erg vaak terug dat het zo herkenbaar is. Niet iedereen is te vondeling gelegd of geadopteerd, maar zovelen worstelen met dezelfde gevoelens qua identiteit en veiligheid. Wat maken wij mensen toch veel kapot bij elkaar. We stellen anderen teleur, we voelen ons niet goed genoeg gehoord of gezien. Zovelen verlangen met mij naar een veilige plek en zien uit naar echt thuiskomen bij de Vader. Niet dat het leven hier op aarde voor iedereen één groot drama is. Maar laten we eerlijk zijn, het kan een terugkerend gevecht zijn om je hier in deze wereld staande te houden. 

We moeten met zijn allen voldoen aan zoveel verwachtingen. Hoe we ook proberen hier niet in mee te gaan, toch heeft ieder hier op zijn of haar eigen wijze last van. We denken te weten wat de verwachtingen van de ander is. Vervolgens proberen we aan die onuitgesproken verwachtingen te voldoen. Waarbij ik op wil merken dat het dus best mogelijk is dat we daarmee vreselijk veel energie verspillen, omdat die ander misschien niet eens die verwachting van ons had. Hoe moeilijk kunnen we het onszelf eigenlijk maken!

Het is schrijnend om te horen hoeveel mensen om me heen worstelen met hun identiteit. De vragen ‘wie ben ik’ en misschien ook vooral wel de vraag ‘wie mag ik zijn?’ heeft iedereen. De antwoorden hierop zijn alleen niet voor iedereen zo duidelijk. 

Je bent een partner, een broer, een zus, een ouder, een vriend, een mantelzorger, een directeur of onderwijzer. Maar wat blijft er van je over wanneer je al die rollen loslaat? Wie ben je en van waaruit leef je? Bepaald jouw rol ook jouw identiteit? Heb je ooit nagedacht over wie je zou wíllen zijn? Of wie je eigenlijk mag zijn van jezelf? Wat vind je daarin belangrijk, welke waarden en normen laat jij meespelen in jouw beslissingen? En wat zegt dat over jouw identiteit?

Het is mijn overtuiging dat God jouw fundament wil zijn. Hij is de oorsprong van jouw identiteit. Zijn waarheid over jou kan jouw identiteit bepalen, als je dat tenminste durft toe te laten. 

Wanneer ik naar mijn eigen leven kijk dan heb ik lang gedacht dat wat ik doe en presteer bepaalt wie ik ben. Ik vond het belangrijk dat anderen een goede indruk van mij hadden. Als ze mijn strijdlust, mijn eigengereidheid en zelfstandigheid zien, mijn goede prestaties en positieve resultaten, dan denkt men vast positief over mij. Die gedachte liet ik mijn identiteit bepalen. 

Het feit dat alle goede en positieve dingen die ik kon vanaf het begin dat ik in mijn adoptiefgezin kwam, continu genoemd werden naar anderen toe heeft hier natuurlijk aan bijgedragen. Ik heb vaak te horen gekregen dat ik lief en rustig speelde. Aan mij had je eigenlijk geen kind, terwijl mijn ouders juist zo graag kinderen wilde;). Als peuter mocht ik op schoot bij mijn vader een verhaaltje voorlezen aan de visite, waarop iedereen natuurlijk met complimenten reageerden. De grootste beloning was voor mij dat mijn vader daarna altijd goedgemutst was. Ik maakte hem trots en blij en dat kon zorgen voor een (korte) periode van vredige rust in huis. 

Pas toen mijn lijf helemaal op was stond ik stil bij de vraag wie ik eigenlijk was wanneer ik nergens meer toe in staat was. Wie was ik, liggend in de foetushouding met de gordijnen overdag dicht. Niet meer in staat om meer te doen dan huilen en slapen. Welke bestaanswaarde had ik nog in die momenten dat ik nog net energie genoeg had om adem te halen? Eerlijk gezegd had ik in die tijd geen idee en eigenlijk maakte het me ook weinig meer uit.

Wel ontdekte ik dat ik niet meer die vrouw wilde zijn van eerst. Ik wilde niet meer te hoeven voldoen aan alle verwachtingen van anderen. Ik wilde geen meetlat meer naast mezelf moeten leggen om te checken of ik voldeed aan de eisen van anderen, althans aan de eisen waarvan ik dácht dat anderen die hadden. Ik was daar zo moe van…

Ik ontdekte in die periode dat mijn identiteit niet iets is wat ik of anderen bepaal, maar dat mijn identiteit door God bepaalt wordt. Hoe Hij over mij denkt, hoe Hij mij ziet , dat maakt wie ik ben. Ik ging zoeken in Zijn woord. En ik ontdekte hoe de bijbel een boek voor míj werd. Het werden woorden waarin God persoonlijk tot mij sprak. Gods woorden werden waarheden die over en tegen mij werden uitgesproken. Het was niet langer alleen maar een boek met verhalen over hoe machtig God is. Gods plan met mij lag al vast voordat Hij de aarde schiep. Ik pas in Zijn plan, sterker nog, Zijn plan was zonder mij niet compleet. Elke dag van mijn leven stond al beschreven in Zijn boek voordat ik in mijn moeders schoot gevormd werd. En hoewel ik dat stukje nog steeds niet echt snap, bemoedigt het me wel. Want hierdoor weet ik dat Zijn oog altijd al rustte op mij. Ik ben Zijn geliefde dochter, in wie Hij vreugde vindt en dat al eeuwen lang! Het feit dat ik Zijn dochter ben, maakt mij een koningsdochter en mede-erfgenaam. Hierdoor ben ik vrij en sta ik schoongewassen voor Gods troon. 

Wanneer ik echt geloof dat Gods woord waarheid is, dan geloof ik dat Gods woord bepaalt wie ik ben. Dan durf ik dat mijn basis te laten zijn.

Ik ben geheiligd, gereinigd en innig geliefd. Gods waarheid is mijn fundament. 

12. Vrijheid

Afgelopen week mochten we de vrijheid vieren. Dit jaar opnieuw geen groots feest vanwege het virus dat ons al een dik jaar bezig houdt. En het zette me aan het nadenken over wat vrijheid nou eigenlijk inhoudt. We hebben momenteel geen vijandelijke bezetter die ons land of volk onderdrukt. Dat is natuurlijk fijn en altijd reden voor een feest. Maar ik vraag me af hoe vrij iedereen zich eigenlijk echt voelt. Vrijheid hangt niet alleen maar samen met oorlog. Vrijheid is een gevoel wat mede bepaalt hoe je in het leven staat. Vrijheid zorgt ervoor dat je zelf kan bepalen wat je wel of niet kan zeggen, denken of doen. 

Wanneer ik terugkijk op de vrijheid in mijn eigen leven dan besef ik dat ik me ten diepste nooit echt vrij heb gevoeld. Ik leefde om te overleven en heb nauwelijks beslissingen genomen enkel en alleen omdat ikzelf het gewoon zo wilde. Altijd was daar het gevoel dat de dingen die ik zei of deed impact zou hebben op de gevoelens bij mijn adoptieouders. Altijd was ik aan het afwegen wat verstandig zou zijn. De gemoedsrust van mijn adoptieouders was voor mij het allerbelangrijkste. Dat bepaalde namelijk hoe de sfeer thuis zou kunnen zijn. 

Als puber had ik een behoorlijke vrijheid. Ik mocht komen en gaan wanneer ik wilde. Ik had de vrijheid gekregen om mezelf op elk moment dat ik wilde ziek te melden op school. Ik mocht naar elk feestje en mocht zelf bepalen hoe laat ik thuiskwam. Maar, die vrijheid had een prijs. Mijn adoptiefouders waren toen al een tijdje uit elkaar, dat was een opluchting. Maar met mijn moeder ging het niet goed, ze werd steeds labieler en depressief. De vrijheid die ik kreeg was eigenlijk een ongezond loslaten. Mijn moeder had het al moeilijk genoeg om goed voor zichzelf te zorgen, laat staan voor twee opgroeiende pubers. De vrijheid die ik had betekende eigenlijk dat ik op jonge leeftijd al voor mijzelf moest zorgen als was ik volwassen, met als extraatje dat ik ook voor mijn moeder en broertje moest zorgen. Ik heb dat altijd als iets natuurlijks, logisch ervaren. Ik deed dat gewoon, zo was de situatie nu eenmaal.

Jarenlang zat ik gevangen in de gedachte dat ik de verantwoordelijkheid droeg voor het welzijn van mijn ouders. Ik heb altijd geleerd om te zorgen voor die ander. Dat zorgen ging zo diep dat ik het ook als persoonlijk falen voelde wanneer de ander zich niet goed voelde. Het werd mijn persoonlijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat die ander gelukkig was. Ik weet dat leeftijdgenoten mij benijdden om mijn vrijheden, ik hoefde niet te overleggen, ik mocht doen wat ik wilde. Maar altijd voelde ik de verantwoordelijkheid om ondertussen het gezin draaiende te moeten houden. Wat nou vrijheid? In de periodes dat het echt slecht ging met mijn moeder had ik geen tijd voor feestjes, ook niet voor school of sport. Wanneer ik toch weg was geweest checkte ik bij thuiskomst altijd eerst waar iedereen was en hoe iedereen erbij zat. Wanneer ik mijn moeder niet beneden zag, zocht ik haar boven. Vond ik haar in bed, dan checkte ik eerst of ze nog ademde, voordat ik de dingen ging doen die ik moest doen.

Jaren later ontdekte ik dat dit nooit mijn verantwoordelijkheid had moeten zijn. Ik realiseer me nu dat dit geen echte vrijheid was. Zo moest het leven van een tiener er niet uitzien. 

Ik ben niet verantwoordelijk voor het geluk van de ander. Maar leer dat gevoel maar eens af op je veertigste. Wat houdt echte vrijheid werkelijk in? Het klinkt zo mooi en ik kan echt jaloers worden wanneer ik zie hoe vrijgevochten sommige mensen door het leven gaan. Het lijkt alsof keuzes maken hen gemakkelijk af gaat omdat zij alleen maar aan zichzelf hoeven te denken. Ik zeg ‘lijkt’, omdat ik uit ervaring weet hoe het er achter de voordeur werkelijk uit kan zien. 

Inmiddels voel ik me veel vrijer, ik voel me ten diepste niet meer verantwoordelijk voor de gevoelens van een ander. Tegelijk voel ik me daar nog regelmatig schuldig over. Heb ik wel het recht om voor mezelf te kiezen? Mag ik wel eerlijk aangeven dat ik er nu even niet kan zijn voor die vriendin die een luisterend oor nodig heeft? Vaak weet ik het ook gewoon niet. Het voelt zo egoïstisch om die ruimte in te nemen. Tegelijk is het soms zo nodig. Ik weet het, ik voel het en steeds vaker leef ik ernaar. Dan durf ik die vrijheid te pakken. Steeds vaker durf ik dat ook zonder schuldgevoel. Steeds vaker geloof ik dat ook ík het recht heb om echt in vrijheid te leven. Het is een proces, een langdurig proces van vallen en opstaan en steeds weer opnieuw proberen. Iets wat een manier van leven is geweest kan niet zomaar plaats maken voor een hele andere levensstijl. Bij mij tenminste niet. Toch geloof ik dat ik in mijn recht sta wanneer ik nee zeg tegen de ander. Én ik geloof dat ik de vrijheid heb om dat zelf te bepalen. 

11. Ontheemd (3)

Wanneer ik zeg dat ik mij ten diepste niet echt meer ontheemd hoef te voelen, betekent dat niet  dat ik dit ook niet meer voel. Ik verlang nog steeds naar een plek hier op aarde waar ik mij volledig thuis voel. Waar ik kan zijn, zonder dat het gevoel van alertheid me onderdrukt. Het feit dat ik geadopteerd ben impliceert dat ik vanaf het begin van mijn leven niet echt gewenst ben geweest. Op de plek waar ik ter aarde kwam was niet genoeg ruimte, dat was blijkbaar niet de juiste plek voor mij. Als baby en klein kind kan je niet anders dan je lot accepteren. Volwassenen hebben voor mij beslissingen genomen waarvan zij dachten dat het voor mij beter zou zijn. Ik wil geloven dat mijn biologische familie dacht het goede te doen om mij op de stoep van het kindertehuis achter te laten. Ik wil geloven dat mijn adoptiefouders dachten er goed aan te doen om mij te adopteren en naar Nederland te halen. Ik wil geloven dat de Raad voor de Kinderbescherming dacht er goed aan te doen om mijn adoptieouders toestemming te verlenen voor een buitenlandse adoptie. 

Ik wil het geloven…

Maar ondanks al die goede bedoelingen kan ik niet ontkennen dat ik nog dagelijks te dealen heb met de negatieve keerzijde van deze medaille die adoptie heet. In die tijd was er nog zoveel minder studie gedaan naar het belang van hechting. Er was zoveel minder ondersteuning voor de adoptiegezinnen. Adoptie vanuit het buitenland werd gezien als een prachtige win-win situatie. Een kind werd uit armoedige omstandigheden geplukt en in een rijk westers gezin gezet. Hierbij werd denk ik te gemakkelijk voorbij gegaan aan de emotionele en psychische kant. 

Doordat de meeste aandacht ging naar alle positieve aspecten is mij vooral bij gebleven dat ik dankbaar moet zijn. Ik moest dankbaar zijn voor genoeg eten, genoeg drinken en een stevig huis om in te wonen. Ik moest dankbaar zijn voor een vader en een moeder en later een broertje. Op deze manier werd ‘dankbaar zijn’ voor mij een moeten, iets wat ik met mijn brein kon doen, maar wat ik nauwelijks meer voelde. Sterker nog, ik mocht eigenlijk niks meer voelen. Al het gevoel wat ik als klein kind had, daar werd niet op gereageerd. Ik had als baby en dreumes al afgeleerd te huilen. Mijn uiting van gevoel werd niet gehoord waardoor ik merkte dat mijn gevoel ook niet gezien werd. Hierdoor leerde ik ten diepste dat mijn gevoel niet belangrijk genoeg was om gezien of gehoord te worden. In mijn eigen brein heb ik daarvan gemaakt dat ik als persoon niet belangrijk genoeg was om aandacht aan te geven.  Blijkbaar had ik te weinig bestaansrecht om gezien of gehoord te worden. Later in mijn adoptiefgezin werd dit bevestigd, aangezien het daar ook het verstandigste was om stil aanwezig te zijn. Ik wilde geen risico lopen op verstoring van de sfeer. Ik wilde niet de oorzaak zijn van onenigheid tussen mijn adoptiefouders. 

Wanneer ik opnieuw nadenk over ‘huis en haard’ en me realiseer welk gevoel dat bij me oproept, dan besef ik dat ik mijn verlangen naar veiligheid en vertrouwen al lang geleden diep in mijn binnenste heb verstopt. Ik had me neergelegd bij de gedachte dat dit niet voor mij weggelegd was. Sterker nog, dat ik daar geen recht op had. Ik mocht mijzelf al gelukkig prijzen met het feit dat ik nog leefde en kon me beter richten op al die dingen die ik wel had. 

En ergens heeft die gedachte me ook geholpen te overleven. Het zorgde er voor dat alle rottigheid die ik heb meegemaakt me niet al te veel belemmerde of me depressief maakte. Het feit dat ik de start van mijn leven overleefd heb, zou vast een teken zijn. De gedachte van ‘als ik dat als baby heb overleefd, dan kan ik deze situatie nu ook wel overleven’ heeft mij vaak aangemoedigd om door te gaan en er het beste van te maken.

Ik realiseerde dat ‘huis en haard’ voor mij niet was weggelegd. Ik was al blij dat ik überhaupt bestond, waarom naar meer verlangen als je denkt te weten dat dit niet voor je is weggelegd?! Tegelijkertijd bleef het gevoel van ontheemd te zijn wel degelijk in mij aanwezig. Je mist iets in je bestaan wanneer je geen herinneringen hebt van een veilige plek. Verlangen naar veiligheid is iets aparts als je eigenlijk niet weet hoe veiligheid voelt. Ontheemd zijn is een ongrijpbaar iets, ergens voel je dat je op de plek waar je bent niet volledig tot je recht komt. Ik heb die plek nog steeds niet gevonden. De plek die daar voor mijn gevoel het dichts bij komt is in de aanwezigheid van mijn Vader en in de armen van mijn man. Op beide plekken heb ik geen angst om afgewezen te worden. Op beide plekken mag ik zijn met al mijn gevoelens die ik op dat moment heb. Beide plekken zijn nog niet volmaakt, maar ik denk dat ik hier voorlopig maar genoegen mee moet nemen. Zolang we hier op deze aarde zijn, zullen we die volmaakte veiligheid nooit gaan meemaken. We zullen ons allemaal ten dele ontheemd voelen. Bewust of onbewust.

Toch denk ik dat we van geluk mogen spreken dat wij gelovigen, als kinderen van God het uitzicht hebben op de perfecte ‘huis en haard’. Ik geloof dat God bezig is die plek voor ons klaar te maken. Ons huis en haard zal klaar zijn om ons te ontvangen. Wanneer we daar zijn hoeven we ons niet langer ontheemd te voelen. Dan zijn we thuis bij de Vader. 

10. Ontheemd (2)

Eerder al noemde ik het woord ‘ontheemd’. De precieze betekenis van ontheemd is ‘uit zijn vertrouwde omgeving’ of ‘verdreven van huis en haard’. 

Als ik naar die betekenissen kijk, dan slaat het eigenlijk nergens op dat ik me ontheemd voel. Want wat is mijn ‘vertrouwde omgeving’? Het is niet zo dat ik mijn eerste twee jaren van mijn leven erg goed herinner ofzo. Van mijn ‘huis en haard’ heb ik niet een concreet beeld. En misschien is dat wel wat de oorzaak is van mijn ontheemd zijn gevoel. Ik weet niet hoe een vertrouwde omgeving eruit ziet of hoe dat moet voelen. Jarenlang heb ik alleen wel aldoor het gevoel gehad van ‘hier wil ik niet zijn’ én ‘hier hoor ik niet thuis’. 

Bij adoptie is het bizar hoe het gevoel van niet ergens mogen zijn zich verankerd in je ziel. Het maakt weinig uit om welke reden je geadopteerd werd. Het feit is dat de plek waar je oorsprong ligt, de familie die qua bloedband je familie is, door de adoptie niet meer echt van jou is. Je wordt uit je min of meer vertrouwde omgeving geplukt en ergens anders neergezet. En dan moet je maar zien waar je terecht komt en hoe je daarmee dealt. Het meest mooie is wanneer je zo jong mogelijk in een nieuw gezin mag beginnen. Het hechtingsproces is dan nog niet teveel ontwricht. Daarbij is het ook nogal van belang wat er in de tussentijd met je gebeurt. Word je vaak uit je omgeving geplukt en ergens anders neergezet, of verblijf je in die tussentijd op dezelfde plek? 

Het idee achter adoptie is dat je een kind een nieuwe, mooie en veilige plek aanbiedt. Als ouders neem je een kind aan als eigen kind, met de daarbij behorende plichten en verantwoordelijkheden. Je biedt het een gezonde en veilige leefomgeving. 

In praktische zin heb ik weinig te klagen gehad. Ik had vanaf mijn komst in Nederland genoeg te eten en te drinken. Genoeg kleding, een eigen kamer, eigen bed en genoeg speelgoed. Maar in emotionele zin werd het er niet veel beter op. 

In de eerste jaren van mijn leven was ik afhankelijk van volwassenen die beslisten waar ik mocht zijn. Het voelt als dat ik bij gratie ergens mocht verblijven. Ik heb lang gedacht dat het een gelukkig toeval was dat ik die eerste paar jaar overleefd heb. Maar ik heb me ook afgevraagd of ik het wel echt als ‘gelukkig toeval’ mag beschouwen. Ik was één van de eersten die vanuit Indonesië geadopteerd werd. Maatschappelijk gezien was het echt een prachtige, liefdevolle daad van mijn adoptiefouders. Ik was gelukkig te prijzen dat ik bij hen terecht ben gekomen. Dat was wat ik al jong mee kreeg. Maar de omgeving waar ik in terecht kwam was niet veilig. De woede uitbarsting van mijn vader naar mijn moeder toe zorgden voor continue onveiligheid. Ze kwamen en gingen en hadden denk ik vooral te maken met hoe hij in zijn vel zat. Hierdoor heb ik geleerd zijn gedrag te lezen. De manier waarop hij thuis kwam uit zijn werk. De manier waarop hij naar mijn moeder keek of de manier waarop hij haar iets vroeg. Ik probeerde zijn buien in te schatten, maar toch kwamen de uitbarstingen nog vaak onverwachts, waardoor ik leerde altijd op mijn hoede te zijn. 

‘Huis en haard’ schept een beeld van veiligheid en liefde, een vertrouwde omgeving waar je kan zijn wie je bent. Voor mijn gevoel heb ik altijd eerst de sfeer moeten af tasten om te checken of het voor mij veilig is om er überhaupt kunnen te zijn. Ik ben er goed in geworden om aan te voelen of mijn omgeving betrouwbaar is. Jammergenoeg kost deze levenshouding me ontzettend veel energie. En het maakt ook dat ik het lastig vind om onbevangen een nieuw contact aan te gaan. Het heeft ervoor gezorgd dat ik veel voorzichtiger leef. Ik stort mij niet zomaar ergens in. Ik heb veel energie ingeleverd door alles wat ik mee gemaakt heb in het verleden. Mijn levenshouding is een continue afweging en balanceren van wat verstandig is om te doen. Ik heb ontdekt dat niemand anders die afweging kan maken behalve ikzelf. Maar dat vraagt wel dat ik heel goed moet luisteren naar wat mijn lichaam en mijn gevoel mij zegt. Het vraagt om een evenwicht tussen mijn denken en mijn voelen, tussen mijn brein en mijn hart. 

Tijdens mijn burnout heb ik geleerd dat ik dat allemaal niet alleen hoef te doen. Ik ontdekte dat God mijn veilige schuilplaats wil zijn, dat Hij mijn ‘huis en haard’ is. Bij Hem kan ik volledig zijn wie ik ben, omdat Hij mij door en door kent. Ik weet ook dat Hij mij nooit als Zijn kind zal afwijzen. Ik pas in Zijn plan, Hij had mij altijd al op het oog. In Efeze 1: 4 lees ik dat ‘al voordat God de wereld maakte, Hij mij uitgekozen had. (…) Ik ben alleen van Hem en sta volmaakt voor Hem.’ Omdat ik geloof dat de bijbel Gods betrouwbaar woord is, geloof ik dat dit waar is. En deze wetenschap, het feit dat ik pas in Zijn totale plan, maakt dat ik elke dag wil starten in Zijn aanwezigheid. 

Ik ben inderdaad ‘gelukkig te prijzen’. Niet zozeer omdat ik geadopteerd ben en mijn leven hierdoor een gelukkigere wending heeft genomen.

Ik ben gelukkig te prijzen omdat ik Gods geliefde dochter ben.

Ik ben gelukkig te prijzen omdat God mijn volmaakte Vader is.

Ik ben gelukkig te prijzen omdat ik onderdeel van Zijn volmaakte plan ben. 

God is mijn ‘huis en haard’ waardoor ik mij ten diepste niet echt meer ontheemd hoef te voelen. 

9. Stille Zaterdag

Vandaag, terwijl ik dit schrijf is het Stille Zaterdag. We beleven opnieuw een Paasweekeind terwijl er een pandemie over de wereld raast. Dus weer geen volle kerkzalen om de opstanding van Jezus te vieren. Ons leven is een stuk stiller dan voorheen. Stil, net als Stille Zaterdag. Na het sterven van Jezus werd Hij begraven en het graf ligt afgesloten en verzegeld te wachten tot het weer open mag. 

Het is een tijd van stille verwachting en van stille hoop, misschien wel van hoopvolle verwachting. Wachtend op de vervulling van de belofte!

Terwijl ik hierover nadenk dan denk ik ook aan de periode dat mijn adoptiefouders in stille verwachting leefden. Zij hebben nooit de negen maanden van ‘blijde verwachting’ gehad. Hun blijde verwachting werd keer op keer een diepe teleurstelling. Later hebben zij hun verwachtingen bijgesteld. Zij moesten lang wachten op toestemming en daarna nog een hele tijd wachten op dat telefoontje waarin verteld werd dat er een kindje, ik dus, beschikbaar was. Ik weet van mijn adoptieouders dat ze ontzettend blij waren dat er eindelijk een kindje was. Ik weet dat zij blij waren met mij. Hun periode van wachten werd een periode van hoop en blijdschap, toch weer van blijde verwáchting. Van hoopvol uitkijken naar het moment dat ik op Schiphol zou landen en zij mij in hun armen konden sluiten. 

Voor mij is de periode in het kindertehuis ook een periode van wachten geweest. Ik vraag me af hoeveel tijd er is geweest van verwáchten. Als heel klein kindje leef je volgens mij vooral in verwachting. Je verwacht dat je gevoed wordt wanneer je honger hebt en huilt om aandacht hiervoor. Je verwacht troostende armen om je heen, een knuffel ter geruststelling wanneer je valt en pijn hebt. Het zijn weliswaar niet altijd verwachtingen waar je als klein kind woorden aan kan geven, maar het is wel een gevoel wat normaal gesproken bevredigd moet worden. Je hersenen kunnen hierdoor de juiste verbindingen maken, waardoor het hechtingsproces zich op de goede manier ontwikkelt. 

Bij mij is dit niet goed gegaan. Mijn verwachtingen werden op een gegeven moment een lange tijd van wachten op… Grote kans dat het ook steeds meer een stil wachten werd. 

De vraag volgt dan, in hoeverre kan je nog hoop houden? De basisbehoefte die je als mens zo nodig hebt, zoals liefde, vertrouwen, vertroosting, hoe lang blijf je hopen dat je dat krijgt? Mag je daar nog op rekenen. van nature denk je dat je er recht op hebt, maar wanneer je het niet of nauwelijks krijgt  leer je dat je het waarschijnlijk niet verdient. En dan gaat er ergens iets verkeerd, er ontstaat scheefgroei. Bij mij is het al vroeg scheef gaan groeien. En nu, dikke veertig jaar later heb ik hier nog vaak genoeg last van.

Ik verwacht bijvoorbeeld weinig van vriendschappen. Ik durf hierin maar weinig te verwachten. Ik probeer altijd mijn gedeelte van een vriendschap te doen en wil geen hoop koesteren dat de ander ook trouw zal zijn. Ik sta klaar voor de ander, maar durf er niet op te hopen dat de ander ook klaar zal staan voor mij. Ik vind het ook erg moeilijk om aandacht te vragen als ik dat nodig heb, ik durf het niet omdat ik dan zal merken dat ik de aandacht niet krijg. Huilen van verdriet doe ik alleen op mijn slaapkamer, omdat ik bang ben toch niet getroost te worden. Ik durf gewoon niet echt uit te reiken naar liefde, omdat ik bang ben dat ik niet gehoord of gezien word. Het heeft geen zin. Gelukkig, door de liefde van mijn man en kinderen leer ik langzaam aan dat liefde wederzijds kan zijn. Dat ook ik een knuffel krijg wanneer ik daarom vraag. Soms test ik het uit en vraag ik om een knuffel terwijl die ander druk bezig mee is, nog nooit heeft iemand binnen mijn gezin mijn vraag afgewezen. Mijn geliefden zijn een goede leerschool! Wat een zegen van God.

Momenteel voel ik mij behoorlijk verraden door bepaalde dingen die er de afgelopen weken zijn gebeurd. Gesprekken die plaats hebben gevonden, dingen die terecht én onterecht zijn uitgesproken. En gelukkig heb ik inmiddels een paar mensen om me heen waar ik wel naar uit durf te reiken. Waar ik mijn gevoelens durf te delen, zonder bang te zijn om niet gezien te worden. Wanneer ik hen bel, durf ik te hopen dat ze me woorden van troost of een knuffel kunnen geven. 

Zo groeien mijn verwachting en hoop steeds meer de goede kant op. Scheefgroei buigt zich langzaamaan weer recht. En daar zie ik Gods hand in. Hij laat zien hoe volmaakt Zijn controle is. 

Net als in het Paasverhaal waarin we kunnen zien hoe Gods controle volmaakt is; Jezus had als grote Regisseur alles volledig in de hand. Hij bepaalde het verloop van de geschiedenis op Zijn volmaakte manier. En vanuit die zekerheid mogen we vandaag vol stille hoop en verwachting uitkijken naar morgen. Naar het moment van Jezus’ opstanding. We mogen dé overwinning verwachten. 

Nu de wereld zucht en kreunt en de duivel als een dolle tekeer gaat, ook nu en misschien wel juist nu, mogen we een leven leiden vol hoop en blijde verwachting. Jezus heeft namelijk al het lijden, alle zonde, alle pijn en zelfs de dood overwonnen. Én Hij beloofde aan het eind van Zijn leven hier op aarde dat Hij alle dagen met ons zal zijn, totdat de wereld ophoudt te bestaan. 

Dus leven vanuit Zijn overwinning houdt een leven van hoopvolle verwachting in. Ook voor mij!

8. Ontheemd

Wanneer ik in gedachten stil sta bij alles wat ik ben kwijtgeraakt bedenk ik me dat ik daarmee ook mijn eigen ik ben kwijtgeraakt. Soms krijg ik heimwee naar de persoon die ik nooit geworden ben. Ergens klinkt dat misschien raar, maar toch, soms voelt het wel zo…

Naast mijn biologische familie, met wie ik nooit bewust kennis heb gemaakt, heb ik ook mijn oorspronkelijk cultuur verloren. In beide gevallen is dat iets waar ik nooit bewust kennis mee heb gemaakt. Dus misschien klinkt het raar wanneer ik dat als verlies ervaar.

Ik heb nooit kunnen proeven, letterlijk en figuurlijk wat het is om Indonesisch te zijn, terwijl dit wel is wie mijn lichaam zegt dat ik ben. Mijn adoptiemoeder heeft me verteld dat toen ik in Nederland arriveerde, ik in eerste instantie alleen maar rijst lustte. Niks anders. Ook at ik maar kleine beetjes, meer kon mijn maag niet aan. Waarschijnlijk omdat ik het niet gewend was voldoende te eten te krijgen: ik was ondervoed. Mijn adoptiemoeder heeft mij Nederlands leren eten door me rijst te blijven geven, maar telkens met wat Nederlands voedsel erdoor geprakt. Ze begon met aardappels: rijst met een beetje aardappel erdoorheen geprakt en steeds een beetje meer aardappel in plaats van rijst erbij. Na een tijdje at ík als Indonesische echte Nederlandse aardappels en later ook allerlei ander westers eten. Zo verloor ik langzaamaan het laatste beetje wat me nog restte van mijn oorspronkelijke cultuur. Ergens denk ik, wat maakt het uit, aanpassen is goed. En inderdaad: aanpassen is goed, maar inmiddels weet ik dat het wel degelijk uit maakt. 

Mijn lichaam is Aziatisch. Aan de buitenkant is dat voor iedereen duidelijk te zien. En aan de binnenkant is dat voor mij duidelijk te merken. Dat de Aziatisch keuken heel anders is dan de Westerse is voor iedereen bekend. Eigenlijk vind ik dat ook weer het mooie aan hoe God de wereld geschapen heeft. Het is niet voor niets dat in Azië veel rijst verbouwd kan worden of dat daar de vele kruiden vandaan komen. Hoe prachtig is het dat God ieder volk bepaalde eigenschappen heeft toebedeeld. Uiteraard is ieder mens uniek, toch kan je spreken van een zelfde soort mens. We hebben het over dé Ariërs, dé Indianen of dé Aziaten en iedereen krijgt automatisch een beeld van dat volk in gedachten. Een beeld van een bepaald slag mens met bepaalde eigenschappen. Zo heeft God ons mensen geschapen. Verschillende, unieke volken met verschillende, unieke eigenschappen die precies goed gedijen op het klimaat en het voedsel waar het volk oorspronkelijk vandaan komt. Eerlijk gezegd vind ik dat bijna iets magisch en het getuigt voor mij van Gods creativiteit en Zijn zorg voor de mensen. We passen op de plek waar we horen.

Praktisch gezien heeft de verandering van klimaat en voeding grote invloed op mijn lichaam gehad. Mijn gewrichten kunnen slecht tegen dit klimaat, het is hier veel kouder en dat merk ik door de continue pijn die ik voel in mijn lichaam. Pas bij temperaturen boven de 20 graden heb ik veel minder pijn in mijn lichaam. En vanaf 30 graden kan ik me meestal weer helemaal bewegen zonder pijn. Ik geniet zo van de warme zomers!

Qua voeding kan mijn lichaam niet goed tegen gluten en lactose. Ik gedij gewoon echt beter op rijst;). Door jarenlang toch gewoon brood, melk en kaas te eten (ik wist het niet), heb ik veel van mijn energie ingeleverd.  Sinds ik geen gluten en lactose meer eet, voel ik me lichamelijk echt veel beter. Aanpassen is goed en lukt in je denken vaak wel, maar je DNA, dat gaat niet zomaar, daar gaan vele generaties overheen. 

Ik heb me altijd wat ontheemd gevoeld.

In mijn paspoort staat dat ik Nederlandse ben en in veel gevallen voel ik me ook zo. Ik ga op koopjes af. Ik kijk vaker dan dat ik ook werkelijk koop. Ik vind stamppot heerlijk en ik hou ook echt van de Nederlandse winters. 

Maar het leven in de Westerse wereld vind ik lastig. Men is veel te veel bezig met resultaat en altijd uit op winst. Ik merk dat dit vanuit de maatschappij echt belangrijk is. Men leeft actief, snel en men moet laten zien hoe geslaagd je bent in het leven. En omdat we allemaal zo gericht zijn op het resultaat, ben je ook meer gericht op wat je allemaal niet lukt. We weten veel en hebben door internet dat wat we niet weten direct tot onze beschikking. Alles kan snel en alles gaat snel.

De Indonesische wereld is van nature veel minder gehaast, men neemt het leven meer en makkelijker zoals het komt. Men is van nature relaxter. Best mogelijk dat, omdat men minder te besteden heeft, men ook minder mist, dan wanneer je een luxe leven leidt. Die manier van leven lijkt me heerlijk en soms kan ik met heimwee verlangen naar dat wat ik eigenlijk niet eens echt gekend heb.

Eerlijk gezegd heb ik datzelfde ontheemde gevoel ook wel als christen zijnde. Ik geloof dat wij mensen gemaakt zijn om in het paradijs te leven. Ik lees hiervan in de bijbel en lees hoe volmaakt God de wereld ooit geschapen heeft. Het was Zijn verlangen om met ons mensen daar in een volmaakte wereld te leven. Het was Zijn verlangen dat wij mensen altijd dicht in Zijn aanwezigheid zouden zijn. En ook al weet ik niet hoe ‘volmaakt’ voelt, toch verlang ik er naar, heb ik daar heimwee naar. De drukte in deze wereld, de volle agenda’s, de ziekten, angsten en te hoge verwachtingen maken me zo ontzettend moe en verdrietig. Het maakt dat ik met heimwee terug verlang naar het volmaakte leven. 

Gelukkig is God niet afhankelijk van een volmaakte wereld. Zijn macht staat boven alles, reikt over alles heen. Het feit dat Hij de Almachtige is, maakt dat Hij, ondanks deze gebroken wereld waarin wij leven toch heel dichtbij ons kan zijn. Net zoals Hij in het paradijs Adam en Eva elke dag opzocht, zo zoekt hij ook mij op, elke dag opnieuw. En net als dat Hij met Adam en Eva wandelde, zo wandelt Hij ook met mij. Ik verlang naar Zijn aanwezigheid. Bij Hem vind ik de rust die ik in deze wereld niet kan vinden. In Zijn aanwezigheid voel ik me niet ontheemd. Bij Hem kan ik zijn wie ik ben.

Zijn innig geliefde kind. 

7. Geboren om het leven te vieren.

Op mijn adoptiepapieren staat genoteerd dat 16 maart 1976 mijn geboortedag is. Vandaag 45 jaar geleden dus. Ik heb tot een tijdje geleden de feiten op de adoptiepapieren nooit in twijfel getrokken. Het waren vaststaande feiten. Er was niet veel bekend, maar voor mij was dat kleine beetje informatie wel de waarheid waar ik uit leefde. 

Maar door dat wat er inmiddels bekend is geworden over buitenlandse adoptie; de onbetrouwbaarheid van de toentertijd verstrekte informatie, de mogelijke ontvoeringen die er bij betrokken zijn, al die informatie doet nogal wat met hoe ik nu naar het begin van mijn leven kijk. Eigenlijk voelt het alsof ik vanuit een leugen leef. Misschien was ik helemaal niet bont en blauw. Misschien heeft mijn biologische moeder me helemaal niet afgestaan. Wilde ze en was ze in staat om me liefdevol te verzorgen. Misschien ben ik niet eens geboren op 16 maart 1976 en heb ik mijn verjaardag al 45 jaar ten onrechte op 16 maart gevierd…

Wat maakt het eigenlijk uit kun je denken. What’s in a date… En inderdaad, uiteindelijk maakt het niets uit. Ik ben gewoon zo oud, of jong;) als ik me voel. Maar toch, ook al is mijn lichaam er niet ouder of jonger door geworden, in mijn denken gebeurt er van alles. Telkens als ik refereer aan mijn verjaardag, dan klinkt het in mijn hoofd als ‘mijn waarschijnlijke verjaardag’. Of als ik mijn geboortedatum noem, denk ik erbij ‘waarschijnlijke geboortedatum’. Gister vroeg iemand mij hoe oud ik zou worden. Toen zei ik: ’45’ en dacht ik er achteraan ‘waarschijnlijk’. Ik weet het gewoon niet zeker en dat maakt het raar. Ik hou gewoon niet van onzekerheid, ik hou van feiten. En dat heeft alles te maken met controle willen houden. Ik gedij goed op zekerheid, op weten waar ik aan toe ben. Ik hou niet zo van verrassingen. De controle loslaten is echt niet mijn ding. Ik heb al jong geleerd dat wanneer ik niet zelf de controle heb er maar van alles voor me geregeld wordt en dat waren vaak niet de prettigste ervaringen.

Gelukkig ben je nooit te oud om te leren en heb ik pas rond mijn veertigste geleerd dat controle loslaten wel degelijk goed voor je kan zijn. Ik heb ook ontdekt dat controle loslaten essentieel is in het leven als kind van God. Ik heb heel lang mijn best gedaan om alles in mijn leven perfect te laten verlopen. En ik kan je verzekeren dat dit echt hard werken is! Het kost zoveel energie, zoveel wikken en wegen. Je moet overal, met alle mogelijke scenario’s rekening houden. Terwijl de praktijk leert dat je als mens dit eigenijk nooit kan. Het lukt gewoon niet om alle mogelijke scenario’s te bedenken. 

Als kind van God hoeft dat ook helemaal niet, zo zijn wij als mens ook nooit bedoeld. Wij mogen ten volle genieten van het leven dat God ons wil geven en aan Hem de controle over laten. Dat scheelt een boel energie zeg!

Momenteel bestudeer ik het evangelie van Markus. In dit evangelie vraagt Jezus regelmatig aan de mensen die Hij tegenkomt: ‘Vertrouw je Mij?”. Eigenlijk doet Hij daarmee de uitnodiging om Hem te vertrouwen. Het voelde vorige week alsof Jezus het aan mij persoonlijk vroeg. Deze vraag raakt zo mijn controledrang aan. Ik wéét dat ik Jezus kan vertrouwen, maar leef ik er ook naar?

Het gevoel te leven vanuit een mogelijke leugen deed wat met mij. Er ontstond een zekere terughoudendheid. Iets waarvan ik dacht dat het waar was, zou een leugen kunnen zijn. Toch klinkt daar de vraag van Jezus: ‘Vertrouw je Mij?’. Het is voor mij tegelijk de uitnodiging: ‘Vertrouw Mij!’ Jezus, mijn Verlosser, Zoon van de Almachtige. Hij is betrouwbaar, want Hij is in Zijn grootheid in staat om alles in Zijn hand te houden. Zijn controle is perfect. Hij heeft mijn hele leven al perfect geleid. Natuurlijk was lang niet alles even leuk en had ik situaties graag anders zien verlopen. Tegelijk maakt het wie ik nu ben. En nu zit ik op het punt dat ik vanuit het diepst van mijn hart ‘Ja!’ kan antwoorden op Zijn vraag. Ik vertrouw Hem volledig en durf mijn controledrang los te laten. Ik geef me over aan Zijn liefdevolle zorg.

Vandaag, 16 maart 2021 vier ik mijn leven. Ik leef nog dankzij Zijn bescherming. Zijn hand rustte al die tijd op mij. Vandaag vier ik mijn leven omdat ik blij ben dat ik besta. Ik geloof dat ik hier met een doel ben. Ik mag zijn wie God mij laat zijn. En wanneer ik precies ter wereld kwam, of wat er dan ook maar gebeurd is in dat eerste anderhalve jaar van mijn leven maakt ten diepste niet uit. Hij kende mij al voordat Hij mij vormde in mijn moeders buik. Ik geloof dat Hij blij was toen ik geboren werd. Want ik ben Zijn prachtige schepping. 

Ik ben Zijn innig geliefde kind in wie Hij vreugde vindt.  

6. Veilig

Onvoorwaardelijke liefde…

Het klinkt misschien heel idyllisch om vanuit een onveilige plek waar weinig ruimte was voor liefde en warme knuffels, te verhuizen naar een plek waar je overladen wordt door liefde en knuffels. Van een kindertehuis waar ik één van de velen was, naar een gezinshuis waar ik continu gezien en geliefd werd. Maar… ik denk dat we onderschatten hoe belangrijk dat eerste levensjaar is in de ontwikkeling van hechting en gevoel van veiligheid. Voor al die negatieve ervaringen moet er misschien wel een leven lang vol positieve ervaringen tegenover staan. Vooral het stuk onvoorwaardelijk is hierin echt belangrijk. En daar ging het vervolgens bij mij goed mis… 

Ik heb altijd het gevoel gehad dat er alleen van mij gehouden zou worden mits ik bepaald acceptabel gedrag vertoonde. Ook nadat ik geadopteerd was. Ik heb geleerd dankbaar te zijn dat ik überhaupt geadopteerd werd. Alles wat ik aan aandacht kreeg was eigenlijk genade. Ik leefde nog bij gratie, zonder adoptie was ik waarschijnlijk al dood geweest. Het klinkt misschien hard, ergens geloof ik niet dat mijn adoptiefouders het zo bedoeld hebben. Misschien kwam het door alle complimenten die mijn ouders kregen, omdat ze zo ‘goed waren’ om te gaan adopteren. Er was een zekere soort bewondering voor hen, adoptie werd in die tijd gezien als een goede sociale daad. Ik voelde me een soort trofee. En heb geleerd me zo te gedragen dat ik uitblonk in goed gedrag, waardoor mijn adoptiefouders nog meer complimenten kregen en bewonderd werden. 

Mijn nieuwe thuis was dus op een hele andere manier onveilig. Ergens in mij sluimerde altijd de angst om toch weer teruggestuurd te worden. Het was natuurlijk niet reëel, maar dat zijn de meeste (kinder)angsten niet toch?!

Veilig…

Zeker als christen werd het voor mij hierdoor zo moeilijk om te voelen wat er bedoeld werd met ‘me veilig weten onder Gods vleugels’. Wanneer de basisbehoefte veiligheid niet goed ontwikkeld is, kan je Gods veiligheid zo moeilijk ‘pakken’. Terwijl, net als in het gewone leven dat gevoel zo belangrijk is. Wanneer jij je als mens onveilig voelt, doet dit wat met je psyche én met je lichaam. Dat eerste weet iedereen eigenlijk wel, maar de lichamelijke gevolgen worden denk ik behoorlijk onderschat. Doordat je continu alert bent maak je standaard het stresshormoon aan, er ontstaat een tekort aan verschillende vitaminen en mineralen die je lichaam nodig hebben om goed te functioneren. Doordat ik continu in die ‘ik voel me onveilig’ modus zat, vroeg dit veel van mijn lichaam; teveel. Wanneer een kind aldoor onder die druk leeft kost het leven zoveel energie. En dat terwijl normaal gesproken het menselijk lichaam juist in die jonge jaren een soort reserve opbouwt. Als het goed is leer je als kind emoties herkennen en door ze goed te verwerken wordt er een basis gelegd voor je leven als volwassene. 

Vanwege mijn eerste twee levensjaren en alles wat daarin al mis gegaan is begon ik al met een achterstand. Door latere gebeurtenissen werd dat er niet beter op. En in plaats van reserves op te bouwen, teerde ik steeds meer op mijn reserves in. 

Veilig bij mijn Vader!

Toen ik rond mijn veertigste in een zware burn out terecht kwam als gevolg van PTSS, ontdekte ik pas hoe ver ik heen was. Mijn lijf hield er letterlijk mee op: ik was volledig door mijn reserves heen. Er is een periode geweest dat ik niks anders meer kon dan alleen maar op bed liggen. Mijn lijf was uitgeput, ik was opgebrand. Op één van die hopeloze dagen schreeuwde ik het in gedachten uit naar God: ‘Hoe dan, waarom en hoe nu verder God? Als U mijn Vader bent, waarom zorgt U dan niet voor mij? Ik wil me veilig voelen, waarom die angst, waar bent U??’ Eerlijk, voor mijzelf hoefde het leven niet meer. De onveiligheid die ik voelde en de angst die daarbij vrij kwam, was verstikkend. Op dat moment, in die diepe duisternis hoorde ik Gods stem die zei: ‘Jij bent Mijn geliefde dochter, Ik ben bij je. Bij Mij ben je veilig.’ Op dat moment voelde ik als het ware een zware donzige deken over me heen vallen en voelde ik me voor het eerst bewust veilig en geborgen bij Hem. Ik kon schuilen in Zijn schaduw in de wetenschap dat Hij mij beschermen zou. Vanaf dat moment durf ik en kan ik vluchten naar die veilige plek wanneer ik overvallen word door paniek omdat er ergens iets in mij getriggerd wordt. Eindelijk weet ik wat het is om ‘me veilig te weten onder Gods vleugels’. 

5. Onvoorwaardelijke Vaderliefde

Laatst vertelde mijn adoptiefvader mij over het moment dat ik hem voor het eerst ‘papa’ noemde. Dat dit echt een vreugdevol moment voor hem was, alsof ik hem eindelijk echt zag als mijn vader. Ik was een late prater, ik was stil, zweeg liefst zo veel mogelijk. En nog steeds ben ik iemand die prima kan zwijgen. 

Mijn vader vertelde me dat hij op een zondagmiddag uit de kerk kwam en ik hem begroette met ‘papa’. Die eerste keer dat ik dat zei; daar werd hij zo blij van! En terwijl hij het vertelt zie ik zijn ogen vochtig worden en lacht hij me verlegen, bijna verontschuldigend toe. 

Het is jammer dat ik me dit niet meer kan herinneren. Ik heb weinig fijne herinneringen aan mijn jeugd. Zeker niet aan mijn adoptiefvader. Hij was streng, dominant en altijd met stemverheffing aanwezig in gesprekken. Alles moest gaan zoals hij wilde en iedereen moest het met zijn mening eens zijn. Althans zo heb ik het altijd ervaren. 

Hij wilde graag laten zien dat hij een goede man was, een plichtsgetrouwe vader, iemand die leefde naar Gods woord. Ik denk echt dat hij ook overtuigd was van zijn eigen goedheid. Maar thuis was het lang niet altijd makkelijk om met hem te leven. Hij was star en erg gericht op hoe andere mensen je kunnen zien en wat ze van je kunnen denken. In die sfeer groeide ik op. 

Maar naar mijn idee heb je denk ik ook de verantwoordelijkheid om je kind te laten kennis maken met het liefdevolle karakter van God. Juist door je vader zijn, kan je de Vaderlijke kant van God laten zien. Het stukje onvoorwaardelijke liefde. Het helpen leren leven. Een kind zijn of haar eigen fouten laten maken en weer helpen oprichten. En kijken hoe nu verder en is een andere manier misschien beter of makkelijker.

Maar in mijn geval was fouten maken niet toegestaan. Fouten maken stond gelijk aan falen. Wanneer ik iets niet goed genoeg deed, wanneer ik fout reageerde of een fout antwoord gaf werd dat afgestraft. Zijn teleurstelling heb ik altijd geproefd in zijn ongeduld wanneer er iets verkeerd ging. Iedereen in ons gezin trouwens. Soms door verandering in sfeer, soms ook letterlijk of lichamelijk. 

In mij ontstond hierdoor een verwrongen idee over het vaderschap. Een vader was niet liefdevol, maar stond wel altijd aan de zijlijn te kijken of je het goed genoeg deed en als dat niet het geval was volgde er een oordeel. 

Ik heb God als Vader dan ook jarenlang ontkend. Het kon niet zo zijn dat de God van liefde ook een Vader wilde zijn voor mij. Zo kon ik Hem niet accepteren, zo heb ik ook nooit naar Hem kunnen kijken. Ik snapte niet hoe men in de kerk kon zingen ‘zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kinderen, zo omarmt U ook mij’.  Dat klonk heel fijn en mooi, maar hoe dan? Ik zong dat lied nooit mee. 

Tot ik door een bijbelstudie gedwongen werd me meer te verdiepen in Wie God de Vader is en voor ons wil zijn. Ik zoomde in op hoe Jezus sprak over Zijn Vader en ons steeds wees op de liefde van de Vader. Keer op keer zien we in de bijbel hoe Jezus de nabijheid van de Vader zoekt in de stilte maar ook in de menigte. Keer op keer geeft Hij God Zijn Vader de eer. Ik maakte steeds meer kennis met God de Vader. Wat ik over Hem leerde deed me verlangen naar meer. Ik verlangde naar die onvoorwaardelijke liefde. En hoewel ik mijn hele leven al christen was geloofde ik nooit echt dat die liefde ook voor mij was. Ik begon te verlangen naar die onvoorwaardelijke vaderliefde, ik kreeg het gevoel dat ik dat nodig had, ik hunkerde er naar. En langzaamaan begon ik te geloven dat ook ik Gods kind mocht zijn. Dat Hij mijn Vader wilde zijn. Jezus had ik allang als Verlosser aangenomen. In de bijbel lees ik dat ik hierdoor mezelf erfgenaam van God mag noemen. Zo ben ik dus, door het bloed van Jezus’ offer, volledig opgenomen in Zijn gezin, aangenomen en aanvaard als Zijn kind. En met dat laatste, daar kon ik wat mee. Want welke gebreken mijn adoptiefvader dan ook mag hebben. Hij heeft mij aankomen als zijn kind. Door hem heb ik een nieuwe naam gekregen. Ik ben lid geworden van een nieuwe familie. Voor de Nederlandse wet ben ik volledig opgenomen in het gezin van mijn adoptiefvader. Ik had geen keuze.

Na mijn keuze voor Jezus werd ik automatisch het kind van God. Maar Hij werd ook mijn Vader, ook al besefte ik dat toen nog niet echt. Ik weet dat God volmaakt trouw is. Dat maakt dat Hij ook volmaakt trouw is aan Zichzelf én aan mij. Dus ik kan erop vertrouwen dat Hij mij nooit zal afstaan of verstoten. Gods grootste bewijs  van Zijn volmaakte Vaderliefde is het feit dat Hij Zijn enige Zoon opgaf voor mij. Het maakte Hem niet uit wat de wereld of de hemelse gewesten daarvan dacht. Hij wist dat een volmaakt offer voldoende zou zijn om mij in vrijheid te zetten. Zijn liefde voor mij is zo onvoorstelbaar groot. De keer dat ik voor het eerst Hem Abba durfde te noemen bracht bij Hem waarschijnlijk hetzelfde gevoel van blijdschap teweeg als lang geleden toen ik mijn adoptiefvader voor het eerst papa noemde. 

Het besef dat mijn hemelse Vader onvoorwaardelijk van mij houdt en mij nooit kan en wil afwijzen maakt dat ik elke dag opnieuw mijn dag durf te beginnen met 

‘Trouwe Vader, Abba, hier ben ik weer; Uw innig geliefde kind in wie U vreugde vindt.’