34. 18 jaar

Vandaag is onze jongste 18 jaar geworden, eindelijk echt volwassen voor de wet. Gekscherend zeg ik al een paar week dat ik nu klaar ben met opvoeden. De komende tijd zal pas blijken of die opvoeding geslaagd is. Vandaag voelt als een tijdperk dat afgesloten wordt. Natuurlijk is het niet zo dat we nu niks meer van doen hebben met onze Timon, zijn moeder blijf ik mijn hele leven. Al voelt het vandaag wel alsof de opvoedtaak die ik als moeder had min of meer afgerond is. 

Als opvoeder realiseer ik me dat ik op verschillende vlakken flink de plank heb misgeslagen. Ik heb dingen niet gezien, emoties niet goed aangevoeld en niet op de juiste momenten de juiste vragen gesteld. Wanneer ik hierover nadenk, voel ik een bekend faal gevoel omhoog komen. Door mijn eigen opvoeding en vooral het gebrek aan opvoeding heb ik geleerd dat controle houden een noodzakelijk goed is. Het geeft een heerlijk gevoel van kracht en macht. Het zorgt voor zelfverzekerdheid en onafhankelijkheid. De drang naar perfectie wordt hiermee ook gevoed en bevestigd. In mijn eigen leven en in de opvoeding naar mijn kinderen toe heeft dit ervoor gezorgd dat ik alles tot in de puntjes toe goed geregeld en verzorgd had. Doordat ikzelf in redelijke eenzaamheid opgroeide en weinig aandacht kreeg van mijn ouders, heb ik jarenlang geprobeerd precies het tegenovergestelde bij mijn eigen kinderen te doen. 

Helaas is het onder controle hebben van een jong uitdagend gezin dodelijk vermoeiend. Langzaamaan begon mijn masker van perfectie wat scheurtjes te vertonen. Op steeds meer vlakken begon ik mijn controle te verliezen. Ik zat niet meer zo steady in mijn vel. Het lukte me steeds minder goed om alle touwtjes van mijn leven stevig vast te houden. Toen Timon in de pubertijd kwam was het helemaal gedaan met mijn controle en had ik geen enkele kracht meer om welk touwtje dan ook vast te houden. 

Er zijn zat dingen waarvan ik achteraf zeg dat ik het misschien beter anders had kunnen aanpakken. Maar ik realiseer me dat ik als mens, als vrouw en als moeder de dingen nooit perfect kan doen. Ik heb fouten gemaakt, de ene dommer dan de ander en de ene met grotere gevolgen dan de ander, ik heb daarvan geleerd en dat doe ik vaak nog steeds. 

Wat ik ten diepste betreur is hoeveel impact dit heeft gehad op de levens van mijn kinderen. Juist datgene, waarvan ik altijd geroepen heb dat ik nooit zoals mijn moeder zou zijn, juist dat werd ineens ook bij ons werkelijkheid. Er konden geen vrienden meer over de vloer komen, want alles was mij te druk, teveel, te intensief, gewoon te… Iedereen in het gezin moest continu rekening houden met mij. Ons huis werd een plek om te ontvluchten, want echt gezellig was het hier niet.

Juist in de periode dat je als kind je ouders nodig hebt, ook al roept een puber zelf keihard dat dit natuurlijk niet waar is, was ik een afwezige ouder. Ik was lijfelijk wel aanwezig, maar ik kon maar weinig voor ze betekenen. En dat maakt me best verdrietig zo nu en dan. Dat heeft ook zeker gevolgen gehad in onze verstandhouding. Er zijn dingen gebeurd die ik absoluut niet nogmaals wil mee maken. Er zijn dingen gezegd die ik nooit meer wil horen of uitspreken. 

Terwijl ik daar op een dag als vandaag over nadenk dan komt bij mij het gemis van een moeder om hierover te praten even extra hard binnen. Hoe zou ik hier met mijn biologische moeder over hebben gepraat? Als ik onder haar vleugels was opgegroeid, zou ik dan ook die drang naar controle en perfectie hebben gehad? Of was mijn ‘maak je niet druk’ eigenschap die elke Aziaat van nature lijkt te hebben toch meer en beter ontwikkeld. Ik vind het een interessante gedachte dat ik als moeder misschien wel heel anders was geweest. Niet beter, maar wel anders. 

Inmiddels is de relatie met onze Timon aan het herstellen. Dat hebben we te danken aan God die de juiste vrienden op ons pad plaatste. Vrienden waar we mee konden praten en konden bidden. Broers en zussen waar we bij konden uithuilen, schreeuwen en waar we onze kleine succesjes mee konden delen. Nu, vandaag, op zijn 18e verjaardag lever ik met vertrouwen onze Timon af aan de maatschappij. Wanneer ik hem zie met zijn vrienden, wanneer ik hem dingen hoor regelen en met hem praat over hoe hij zijn toekomst ziet, dan voel ik trots en dankbaarheid. Ik weet zeker dat hij zijn bestemming wel zal vinden. Wanneer en hoe weten we natuurlijk nog niet. Misschien duurt dat nog jaren en misschien ook wel via een heel aantal omwegen. Dat leggen we vol vertrouwen in Gods handen en ondertussen blijven wij als ouders steeds meer aan de zijlijn staan. Hij zal nog regelmatig struikelen, dan zal ik er zijn om hem te helpen met opstaan en verder te lopen. Net zoals ook ik nog regelmatig zal struikelen. Ik leef in het vertrouwen dat God mij dan zal helpen opstaan en me opnieuw de goede richting in duwt. 

Op die manier leven is een stuk relaxter dan continu proberen te voorkomen dat je valt. Dat kost veel minder energie en levert je een heleboel groei op. Zo worden we steeds mooier, steeds groter en steeds volwassener. Steeds meer zoals God ons bedoeld heeft.

33. Schrijnende dankbaarheid

Afgelopen week heb ik een verslag gelezen van de organisatie Wereldkinderen geschreven in samenwerking met de Universiteit van Leiden. In hun project Historie & Roots hebben zij onderzoek gedaan naar adopties uit Indonesië in de periode van 1973-1984. 

Wat me ontzettend raakte in hun verslag is de beschrijvingen van de omstandigheden van de, meestal jonge, zwangere meisjes. Ik lees hoe ‘ongetrouwde dochters uit armere gezinnen financieel moesten bijdragen aan het gezin door te gaan werken. De meisjes hadden veelal nauwelijks een opleiding genoten, waardoor er weinig keuze was. Er werd voor hen een baantje gezocht als hulp in de huishouding, inwonend bij een familie, of als “gastvrouw in een bordeel”, wat in de praktijk betekende dat ze gedwongen werd als prostituée te werken.’ (pagina 8)

Veel van deze meisjes raakten zwanger. Abortus was in die tijd nog verboden. Het uitdragen van de zwangerschap was dus hun enige mogelijkheid. Vervolgens moesten zij een keuze maken wat er met het kindje werd gedaan. Waar de moeder ook voor koos; het kindje houden of het kindje afstaan, zijzelf werd er in elk geval niet beter van. Wanneer ze besloot het kindje te houden was de kans groot dat zij uit de familie werd gezet en ergens op straat terecht kwam. Wanneer ze het kindje afstond werd ze alsnog binnen haar familie als paria behandeld. 

Op diezelfde bladzijde lees ik voor het eerst over ‘de kinderen van Kali’. Blijkbaar een bekend gezegde in Indonesië, wat gaat over de kinderen die door hun wanhopige moeders werden achter gelaten bij ‘de rivier’. Terwijl ik dat zo lees en tot me laat doordringen word ik overvallen door een diepe dankbaarheid. Er van uitgaande dat het mijn biologische moeder is die me te vondeling heeft gelegd op de trappen van het kindertehuis, dan ben ik haar zo dankbaar dat ik niet zo’n ‘rivierkind’ ben. Wanneer dat het geval was geweest zat ik nu waarschijnlijk niet warm en droog, al schrijvend, met een scheef oog FC Liverpool te kijken.  

Het raakt me wanneer ik bedenk dat mijn leven zo anders had kunnen zijn. Wanneer ik inderdaad ergens op de oever van de rivier was achtergelaten was het nog maar de vraag of ik het overleefd had. Áls ik het overleefd had, was de kans groot dat ik ergens in grote armoede leefde. Hoogstwaarschijnlijk was ik al op jonge leeftijd in de prostitutie beland en zou ik nu op mijn 45ste een oud afgeleefd omaatje zou zijn geweest. Mogelijk had de geschiedenis zich dan wel herhaald. Was ook ik al op jonge leeftijd zwanger geraakt, was mijn leven een last voor de maatschappij geweest, in plaats van dat ik nu tot zegen kan zijn voor zoveel mensen om mij heen. Het is bizar hoe God één hartverscheurende beslissing kan ombuigen ten goede. Dat maakt me enorm dankbaar. 

Tegelijk vind ik het ook ontzettend schrijnend, te weten dat er nog steeds zoveel Indonesische meisjes het slachtoffer zijn van uitbuiting. Ook al leven we inmiddels een halve eeuw later, sommige situaties blijven onveranderd. Het is moeilijk om een cultuur of een familievloek te doorbreken. Zovelen blijven hangen van generatie op generatie in dezelfde structuren en sociale status. Eerlijk gezegd breekt het mijn hart wanneer ik me de sloppenwijken voorstel, waar vele moeders met een aantal kinderen van een waarschijnlijk even groot aantal verschillende mannen zich door het leven heen worstelen. Het gaat op zoveel verschillende vlakken fout. Er is nauwelijks meer sprake van eigenwaarde, van het besef dat ze recht hebben op een beter leven. Er is niemand die hen vertelt hoe geliefd ze zijn, hoe God ook met hen een plan heeft. Het lijkt alsof het duister daar op die plekken overwonnen heeft. 

Soms als ik hier in Nederland om me heen kijk, voel ik haast bijna datzelfde. We hebben het zo goed hier, in materieel opzicht ontbreekt het ons aan niets. Toch zijn de gedachten over onze levens en over ons bestaansrecht soms zo duister. Ik hoor regelmatig jongeren én volwassenen vragen wat voor zin hun leven eigenlijk heeft. Het lijkt allemaal zo zinloos. We doen ons ding. We komen ter wereld, groeien op en beginnen met school, gaan studeren, zoeken een baan en gaan werken, we baren gemiddeld genomen 1.57 kind. En zijn er ten diepste vaak niet tevreden mee. Toch doorlopen onze kinderen vervolgens dezelfde riedel. Hoewel ons luxe leven hier in het westen ons een stuk beter zal afgaan, blijft het leeg wanneer we ons niet bewust zijn van het doel waar we voor leven.  

Persoonlijk heb ik een lange reis afgelegd, zowel letterlijk als figuurlijk, om mijn doel te vinden. Het doel van mijn bestaan is Gods grootheid aan de wereld te laten zien. Mijn leven mag één grote aanbidding naar Hem toe zijn. Ik vind het bijzonder om te beseffen dat ik een Hemelse Vader heb die mij altijd al op het oog had. Het is ongelofelijk om te beseffen dat ik een Hemelse Broer heb die heel speciaal voor mij de overwinning op zonde, dood, ziekte en pijn heeft behaald. Én het is heerlijk geruststellend te weten dat Zijn Geest nu in míj woont, zodat ik dit leven niet op eigen kracht hoef te doorlopen. 

Mijn hart loopt over van dankbaarheid wanneer ik dit besef. Tegelijk weer dat schrijnende gevoel omdat er zoveel mensen zijn die nog leven in het duister. Ik verlang er enorm naar om meer Gods liefde te delen, Zijn licht te schijnen op de duistere plekken en te getuigen dat God bestaat én dat Hij jou op het oog heeft. Eerlijk gezegd geloof ik dat mijn verlangen nog maar een fractie is van het verlangen dat God voor ieder van ons heeft. Hij wil Zijn liefde met de mensheid delen. Hij wil voor iedereen het Licht zijn. Jezus is hét Licht van deze wereld. Hier in het Westen én daar op de oevers van de Kali. 

32. Boos

Afgelopen nachten lag ik in een diep dal van boosheid, pijn en verdriet. Ik lag daar Godzijdank niet alleen maar voelde Gods onzichtbare armen continu om me heen. Dat maakte dat ik me ondanks al die emoties toch continu veilig voelde. 

Enkele dagen geleden kwam ik tot ontdekking dat mijn kindertijd niet goed is verlopen. Gezien alle verhalen die ik hierover heb gedeeld kan het verrassend zijn dat ik dit pas afgelopen dagen ontdekte. Ik wist natuurlijk wel dat de manier waarop mijn kindertijd verliep niet was zoals het behoorde te gaan. Eigenlijk zijn mijn eerste 18 jaar ongezond geweest. Maar, ik ben daar nooit echt boos of verdrietig over geweest. Voor mijn gevoel kon ik het niemand kwalijk nemen. Het waren omstandigheden waardoor het zo gegaan is. Daarbij kwam dat ik altijd heb geleerd om vanuit dankbaarheid te leven. Soms vraagt dat wat uitdaging en omdenken, maar er is meestal wel iets om dankbaar voor te zijn. Als ik nu terugkijk op die jaren in het algemeen kan ik een heleboel dingen opnoemen waar ik ook werkelijk dankbaar voor ben. 

Tegelijk heb ik ook veel dingen gemist. Afgelopen week begon ik me dat te realiseren en dat maakte me ontzettend verdrietig. Naast verdriet ontdekte ik dat ik daar ook boos om ben. Ik ontdekte boosheid naar mijn adoptieouders toe. Terwijl ik dit zo schrijf en dus deel merk ik dat mijn hartslag omhoog vliegt, want wat zeg ik daarmee? Mag ik wel boos zijn, heb ik dat recht? Ik heb altijd gedacht dat ik verdrietig was vanwege de situatie. Afgelopen dagen kwam er een boosheid naar boven waarbij ik me realiseerde dat ik ook boos ben op mijn adoptiemoeder. Ik ben boos dat zij mij niet beter heeft beschermd. Ik ben boos dat zij te weinig inzicht had in het opvoeden van een adoptie kind. Ik ben boos dat haar kinderwens zo groot was dat ze toch kinderen adopteerde, terwijl de thuissituatie hier eigenlijk niet  geschikt voor was. Ik vond altijd dat ik niet boos mocht zijn, ik denk namelijk dat mijn adoptiemoeder vooral onmachtig was. Nu realiseer ik me dat, ook al mocht ik van mezelf niet boos zijn, die boosheid er wel zit. En ergens verstikt me dat. Boosheid op mijn adoptievader heb ik in het verleden al verwerkt. Maar ik heb nooit boos durven zijn op mijn adoptiemoeder. Bij haar speelden verzachtende omstandigheden. Mijn loyaliteit naar haar toe was altijd al groter. Toch is de boosheid er diep in mijn binnenste wel. Ontkennen en wegstoppen is niet de beste manier om hier mee om te gaan heb ik ontdekt.

De boosheid zelf verandert nu natuurlijk niks meer aan de situatie van toen. Maar het uiten van die boosheid geeft mij wel een innerlijke bevrijding. Ik heb nooit geleerd om boos te mogen zijn. Ik heb het ook nooit dúrven zijn. Boosheid kende ik alleen maar door mijn adoptievader en die boosheid was niet goed, dat kon grote en pijnlijke gevolgen hebben. Boosheid was beangstigend en onveilig. 

Toch is boosheid een gezonde emotie die geuit moet worden, mits je er op de goede manier mee om gaat. Inmiddels is mijn boosheid meer veranderd in verdriet. Door mijn boosheid en onmacht te uiten in de aanwezigheid van mijn Hemelse vader heeft het een stuk heling gebracht. Ik geloof dat mijn Hemelse Vader boos is geweest met mij. Niet zozeer op mijn adoptiemoeder, maar meer boos op het duister wat er in mijn kindertijd aanwezig was. Het voelde als een heilige boosheid om wat de vijand één van Zijn geliefde kinderen aan had gedaan. Het voelt alsof mijn boosheid gezien werd, het mocht er zijn. Hierdoor heb ik het gevoel dat ík er mocht zijn. In de lange donkere nachten werd ik toch gezien en mocht ik ruimte innemen. Door die boosheid te erkennen en te uiten, kwam er ruimte en kon ik eindelijk echt verdriet hebben. Dit keer zonder het weg te bagatelliseren, zonder de gedachte van dat ik me niet aan mocht stellen of andere mooi bedachte excuses, waardoor ik het verdriet er niet in zijn geheel kon laten zijn. Naast dat mijn Hemelse Vader mij zag, zorgde Hij ook voor lieve vriendinnetjes om mij heen die mij hielpen mijn boosheid en verdriet de juiste plek te geven. Opnieuw Zijn manier van laten zien dat ik er mag zijn.

Momenteel word ik nog steeds met regelmaat overspoeld door een golf van verdriet en tranen. Ik ben bijna continu misselijk en soms zak ik ineens door mijn knieën op de grond of lig ik opgekruld op de bank en kan ik alleen maar huilen. Het klinkt misschien wanhopig, maar voor mij voelt het bevrijdend. Ik laat het er gewoon maar zijn want ik merk dat het helend is. Ik voel ruimte in me vrij komen, ik merk letterlijk een ontspannender en losser gevoel in mijn lijf. Die misselijkheid gaat vast ook snel over.

Ik geloof ook dat dit nu kan gebeuren omdat ik weet dat wat er gebeurd is God ten goede heeft laten meewerken. Én ik weet dat dit allemaal niets afdoet aan het feit dat ik Gods geliefde kind ben. Ik ben in Christus en geen enkele gebeurtenis, geen enkel gevoel en geen enkele traan kan daar iets aan afdoen. Ik weet mij innig geliefd en getroost door mijn Hemelse Vader. Jezus vangt elke traan op. Hij stierf voor elke huilbui en elk gemis van liefde. Hij ziet mij. Daar waar ik vroeger voor mijn gevoel te weinig gezien werd, weet ik nu dat Hij mij altijd al op het oog had. Tegenwoordig voel ik me continu gezien. Dat is heerlijk, dat geeft me diepe rust en ruimte. Ik weet, ik mag er zijn. 

Ik ben Zijn innig geliefde dochter. Altijd. 

31 DNA kit (3)

Vorige week schoot het weer door mijn hoofd, ik heb nog steeds die DNA kit liggen. Zou het nu een goede tijd zijn om daar iets mee te doen? Toen ik ’s avonds in bed lag en in een nieuw boek begon bleek het boek te gaan over een zelfde DNA kit en de zoektocht van de hoofdpersoon naar haar biologische familie. Zij was als baby verwisseld in het ziekenhuis en bij andere ouders opgegroeid. Het boek beschrijft dezelfde soort vragen als ik heb. Over hoe het zou zijn wanneer ik ontdek dat mijn biologische familie nog leeft en dat ik een zus of zusje heb. Ik heb dat altijd graag gewild. Ik heb hele lieve nichten, bij hen heb ik zeker een soort zussengevoel ervaren. Maar toch de echte bloedbandverbinding heb ik gemist en daar verlang ik nog steeds wel eens naar. 

Laatst sprak ik met iemand anders die ook vanuit Indonesië geadopteerd is en haar DNA heeft opgestuurd. Zij ontdekte hierdoor dat ze familie in Nederland heeft wonen! Dat is iets waar ik nog geen rekening mee had gehouden. 

Het kan maar zo zijn dat ik niet de enige uit mijn biologische familie geadopteerd ben naar Nederland. In die tijd, tussen 1973 en 1983, zijn er 3.072 kinderen vanuit Indonesië geadopteerd. Hoewel ik met zekerheid durf te zeggen dat de overige 3.071 kinderen niet allemaal bloedverwanten zullen zijn, kan het maar wel zo zijn dat er een broer of zus, neef of nichtje van mij bij zit. Ik realiseer me dat de nood in die tijd hoog was. Naast de geroofde kinderen zullen er ook moeders zijn geweest die hun kind(eren) bewust hebben afgestaan. Uit liefde in de hoop op een betere toekomst voor hun kind. Wanneer ik bedenk dat mijn biologische moeder misschien bij een rijk gezin in dienst was en daar onderdrukt werd door de heer des huizes, kan het maar zo zijn dat ik niet het enige kind ben wat uit deze omstandigheden voort is gekomen. Wie weet leeft er dus hier in Nederland een bloedverwant van mij. 

Bij die gedachte schrok ik in eerste instantie. Het zorgde ervoor dat ik die DNA kit in gedachte nog verder mijn la in schoof. Biologische familie op dikke 11.000 kilometer afstand klinkt nog wel oké. Daar hoef ik niet direct contact mee aan te gaan. De afstand helpt om van alles te laten bezinken en me te oriënteren op eventuele verder te nemen stappen in het leggen van contact. Maar, wanneer ik me bedenk dat een eventueel zusje op een uurtje rijden afstand van mij zou wonen, dan voelt dat eerder, sneller, urgenter, noodzakelijker en zeker praktischer ofzo. Letterlijk dichterbij voelt ook echt dichterbij, binnen handbereik. Er is in elk geval geen taalbarriere en ik verwacht ook geen cultuurbarriere. Ondanks dat ben je allebei toch in een ander gezin opgegroeid, heb je andere ontwikkelingen doorgemaakt en alles anders beleefd. Het kan best zijn dat je DNA het enige is wat een beetje hetzelfde is. Het lijkt me bizar, de vraag of ik iets van mezelf in zo iemand zal herkennen komt gelijk in me op. Zou ik direct iets voelen, of zal die ander gewoon een voorbijganger kunnen zijn. Hoe zal zo’n contact verlopen? Heb je elkaar veel te zeggen of moet je op zoek naar raakvlakken en vallen er tijdens dat eerste kopje koffie continue gespannen stiltes? 

Naast dit soort gedachtes is het ook nog maar de vraag of die ander überhaupt op contact zit te wachten. Stel er is een match, dan ga ik mezelf in elk geval niet opdringen. Ik ben nieuwsgierig, dat wel, maar ik ben zeker niet uit op een intensieve familie relatie. Bij nader inzien lijkt een bloedverwant ín Nederland me ook erg ingewikkeld. 

Toch heb ik besloten om mijn DNA eindelijk op te gaan sturen. Voor mijn eventuele biologische familie in Indonesië doe ik dit vanuit een verplichting. Voor mijzelf doe ik dit vooral uit nieuwsgierigheid. 

Ik realiseer me ook dat het voor mijn eigen identiteit niet uit maakt of ik bloedverwanten waar dan ook ter wereld heb. Mijn ware identiteit ligt niet in het aardse, maar komt bij mijn hemelse Vader vandaan en zal daarom ook veilig zijn. Wat er ook gebeurt, hoe het zich verder ook ontwikkelt, ik heb Gods DNA in mij. Dat bepaalt ten diepste hoe ik verbonden ben met welke ander dan ook. In alle gevallen mag ik verbinding zoeken en Gods liefde delen. Of het nou een bloedverwant is of slechts een voorbijganger. Dat is een wetenschap die zekerheid geeft. 

30. Verbindingsmoe

Geen idee of het een woord is, maar momenteel heb ik hier best last van. Ik ben moe van verbinding. Ik hoor het te pas en te onpas. Velen praten hierover en veel mensen vragen zich af hoe ze nu in deze tijd nog verbinding met elkaar kunnen maken. Op anderhalve meter afstand, met mondkapje, is het moeilijk om goed te kunnen inschatten hoe de ander erbij zit. Over het algemeen ben ik iemand van de non-verbale communicatie. Ik heb het hele gezicht nodig om te zien of datgene wordt gezegd klopt met de manier van kijken. 

Van vroeger uit heb ik geleerd de persoon die tegenover me zit te ‘lezen’. De ander kon zeggen dat het goed met hem ging toch was dit vaak niet de waarheid. Iemands daden en lichaamstaal kan dat wat gezegd wordt behoorlijk tegenspreken. Ik heb door de jaren heen geleerd meer op mijn gevoel en dat wat ik zie te vertrouwen dan op de woorden die de ander spreekt. Door deze tijd en in deze huidige omstandigheden, nu ik meer moet vertrouwen op de woorden die de ander uitspreekt, moet ik dus meer moeite dan anders doen om echte verbinding te maken. En dat is wat me vooral zo moe maakt. 

Wanneer ik terug denk aan hoe ik geleerd heb verbinding te maken met de mensen om me heen denk ik dat daar veel in is mis gegaan. Nog in de buik van de moeder sta je in directe verbinding via de navelstreng. Volgens de wetenschap is het zelfs zo dat baby’tjes in de buik kunnen voelen of de moeder gestresst is ja of nee. Zelfs deze premature gevoelens hebben invloed op de ontwikkeling van jou als mens. 

Als baby maak je allereerst verbinding met je ouders. Als het goed is tenminste. Huid op huid contact is hierin essentieel. Wanneer je als baby borstvoeding krijgt leer je van het begin af aan verbinding te maken door het huid op huid contact, door reuk en smaak. Als baby heb je nog niet zoveel keuze met wie je verbinding maakt. Je wordt opgepakt en in iemands armen gelegd. Als baby heb je geen zeggenschap over wie jou oppakt en waar je wordt neergelegd. De ander bepaalt, jij hebt geen keuze. Overigens is dit logisch, ook ik zie daar de logica van in. 

Ik heb me in het verleden aan veel mensen moeten verbinden. Op de een of andere manier was die verbinding altijd wel lastig. Het waren geen natuurlijke verbindingen. Meestal waren het verbindingen waar ik de afhankelijke was. Als klein kind zijnde is dat nog oké. Op latere leeftijd zou daar verandering in moeten komen. 

Toch heb ik die afhankelijkheid lange tijd gevoeld. Naarmate ik ouder werd, volwassener en bezadigder verlangde ik naar de echte verbinding waarbij de ander eerlijk en zichzelf kon zijn. Ik prikte wel door de leugentjes heen wanneer mensen mij vertelden dat het goed met ze ging. Ik realiseerde me alleen niet dat de gezichtsuitdrukking van de ander daarbij heel belangrijk voor mij is. 

Momenteel vind ik het dus vrij uitputtend om me in de mensenmassa te begeven. Het voordeel van de huidige lockdown voor mij is dan ook dat ik nu geen eens de kans krijg om met mondkapje op in een winkel of andere openbare plek te zijn. 

Hoewel ik vroeger zo weinig mogelijk thuis was, ben ik nu een echte huismus. ik gedij enorm goed op rust en alleen de mensen die ik liefheb om mij heen. Ik geniet enorm van stilletjes bij God de  Vader zijn. Bij hem hoef ik helemaal niet na te denken of wat Hij zegt wel echt de waarheid is. Het is zo relaxed om door Zijn woord te lezen Hem te horen spreken. De beloften die Hij uitspreekt zijn waar. Hij is vol vreugde over mij, ik ben geliefd, ik ben Zijn erfgenaam. Hij heeft mij altijd al in het oog gehad. Zijn plannen voor mij zijn goed. 

In Zijn aanwezigheid laad ik weer op. Hij vult mij met nieuwe energie. Hij rust mij toe om ondanks mijzelf toch weer de verbinding met anderen aan te gaan. Uiteindelijk is dat wat Hij ook in ons mensen heeft gelegd. De God die ik dien is een God die in verbinding wil staan met Zijn navolgers, Zijn kinderen, ook met mij dus. Hij heeft mij gemaakt naar Zijn evenbeeld, dus heb ik het in mij om in verbinding te staan met de ander. En hoewel ik daar nu dus wat moe van ben, geloof ik oprecht dat het wel weer komt. 

Misschien herken je de struggle dat je ergens baalt van alle verscherpte maatregelen, maar dat het je tegelijkertijd best rust geeft. Het geeft in elk geval mogelijkheden. Verbindingsmoe is wat mij betreft een woord, het geeft gewoon goed weer hoe ik me voel en doet me beseffen wat ik nodig heb. In verbinding staan met God en mezelf. Want dat kost weinig moeite en levert me tenminste echt wat op. Waardoor ik hopelijk, straks er weer fris en fruitig op uit kan trekken!

29. Verlatingsangst

Soms, zomaar ineens komt de verlatingsangst weer omhoog. Achteloos, onverwachts en kneiterhard overvalt het me. Zomaar uit het niets raakt het me volkomen en haalt het me hard onderuit. Ik raak er compleet van in de war en moet me echt bedenken wat er dan eigenlijk gebeurt. 

Vroeger leefde ik vanuit die angst. Er is zoveel gebeurd waar ik geen grip op had. Er zijn grote beslissingen voor mij genomen. Ik geloof echt dat de volwassenen die deze ingrijpende beslissingen hebben genomen dit zo goed mogelijk hebben gedaan. Ze waren er oprecht van overtuigd dat het voor mij het beste was. De keuze tussen een leven in het armoedige Indonesië of een leven in het rijke Nederland, lijkt niet een al te moeilijke keuze. Toch heb ik hierdoor het begrip ‘verlaten’ me al snel eigen gemaakt. Ik heb al op zeer jonge leeftijd ontdekt wat het woord ‘verlaten’ betekent en ik ben er bang voor geworden. 

Het begrip verlaten kan twee kanten op. Als mens kan je zelf iets of iemand verlaten. Je kan ook zelf verlaten worden. In beide gevallen kan jij je verlaten voelen. Wat mij betreft is het één niet beter of minder erg dan het andere. 

Je verlaten voelen is vreselijk. Je bent alleen maar weet eigenlijk niet goed waarom. Het is niet dat ik niet alleen durf te zijn, integendeel. Tegenwoordig ben ik graag alleen, dat scheelt een heleboel prikkels en dat scheelt weer veel energie. Maar wanneer je als kind alleen gelaten wordt en het overkomt je zonder te weten waarom, dan kan dat beangstigend zijn. Zeker als dat vaker gebeurt en elke keer grote veranderingen teweeg brengt. 

Als baby werd ik verlaten door mijn moeder. Ik heb als klein kind Indonesië verlaten en daarmee een heleboel vertrouwde gevoelens, klanken en geuren achter me moeten laten. Wanneer je iets vertrouwds achter moet laten heeft de nieuwe situatie waar je vervolgens mee te maken krijgt grote invloed op hoe je dat verlaten beleeft én hoe je tegen het begrip ‘verlaten’ aan leert kijken. 

Het is logisch dat, wanneer je een klein kind uit de vertrouwde omgeving plukt en ergens op een totaal andere plek neerzet het in eerste instantie wantrouwig zal zijn. Ik kon op die leeftijd nog geen woorden aan mijn gevoel geven, zeker niet in de nieuwe taal met een totaal andere klank en cadans. Ik had al afgeleerd te huilen dus het voelde alsof het enige wat ik nog kon doen was stil zijn. Geen aandacht vragen, geen ruimte innemen. 

Op latere leeftijd ontdekte ik dat mijn bindingsangst ten diepste geworteld lag in mijn verlatingsangst. Ik was bang om verlaten te worden, dus ging ik geen diepe relaties aan. Mochten die relaties mis gaan en ik toch verlaten worden, dan deed het in elk geval niet zo’n zeer. Mezelf niet echt geven in relaties, daar was ik goed in geworden. Maar leven vanuit de angst is vermoeiend en kost wat van je lijf. Zeker als je dat veertig jaar met succes volhoudt. Verlatingsangst heeft als ‘straf’ het alleen komen te staan. Angst op zich heeft altijd te maken met een vorm van straf. Mijn angst bestond vooral uit alleen aan mijn lot overgelaten te worden. Om me hiertegen te beschermen probeerde ik er voor te zorgen zo min mogelijk aandacht te vragen en zo weinig mogelijk ruimte in te nemen. Ik probeerde lief te hebben en op mijn manier had ik dat ook. Maar ook die liefde en zorg was geworteld in angst. 

Toch las ik in de bijbel dat volmaakte liefde alle angst verdrijft. Daar begon ik naar te verlangen. Ik wilde niet meer leven vanuit angst, ik verlangde naar vrijheid. Ik wilde me loskoppelen van die angst om verlaten te worden. Ik wilde volop leven en vooral ook genieten van het leven. 

Wanneer je er veertig jaar over hebt gedaan om een bepaalde manier van leven je eigen te maken, zit die manier van leven diep. Het is niet realistisch om dan te denken hier in no time mee af te kunnen rekenen. Het kostte mij in elk geval een lange periode van anders leren denken, nieuwe positieve ervaringen opdoen en bovenal me vasthouden aan Gods beloftes. Hij zegt in Zijn woord wel meer dan 350 keer dat wij dapper moeten zijn want Hij zal ons nooit verlaten. 

Die belofte heb ik afgelopen jaren zo vaak voor mezelf herhaald. Hoewel het natuurlijk niet nodig was heb ik God helpen herinneren aan deze belofte. Ik was als een klein kind die haar Vader aan de jas trekt en keer op keer opnieuw zegt, ‘maar U heeft het beloofd’! Zo ook laatst toen ik weer overvallen werd door die gruwelijke angst om verlaten te worden. Het overspoelde me als een tsunami en eigenlijk was ik het verleerd hoe ik hiermee om moest gaan. Toch, Godzijdank hielp Hij me herinneren aan Zijn belofte. Het voelde als een reddingsboei die me toegeworpen werd waardoor ik kon blijven drijven. Hij was erbij, ik werd niet meegesleurd door de waterstromen van het leven. 

In mij is verlatingsangst ten diepste niet meer aanwezig. 

Volmaakte liefde, Gods liefde drijft alle angst uit. 

28. DNA kit (2)

Naast me op tafel ligt de DNA kit. Inmiddels uit het plastic, dat wel…

Dichterbij dan dat lijkt het nog niet te gaan komen. Ik voel een grote aarzeling en een dikke knoop in mijn buik wanneer ik er alleen al aan denk. Hoewel mijn brein weet dat het goed is om te doen, neemt de spanning in mijn lijf toe wanneer ik bedenk dat er een mogelijke match zou kunnen zijn. 

Mensen vragen me of ik ooit gezocht heb naar mijn biologische familie. Wanneer ik dat ontken is de volgende vraag vaak: waarom niet? In die vraag denk ik vaak ook een beetje ongeloof te horen. Dat men zich niet kan voorstellen dat ik er echt nooit naar gezocht heb en zelfs geen behoefte aan heb. Toch heb ik die behoefte echt niet. Ik heb niet het gevoel dat contact met mijn eventuele biologische familie mij compleet of makkelijker gaat maken. Sterker nog, ik voorzie vooral veel moeilijkheden. Misschien zal ik eindelijk antwoorden op een heleboel vragen krijgen, dat klopt. Maar er komen tegelijk een heleboel nieuwe vragen en lastige situaties bij. Wil ik dat? Durf ik dat aan? Eerlijk gezegd heb ik daar nu helemaal geen zin in. Ik realiseer me dat dit heel bot klinkt. Het voelt ook een beetje als dat ik iets afwijs, terwijl het me nog niet eens definitief aangeboden is. Ook dit is weer een (nieuwe) ‘misschien’. 

Stel er is een match, wat moet ik daar dan mee? Kan ik het maken om te zeggen, ‘oké, ik lever mijn DNA in, maar wil verder geen contact’? In principe is die mogelijkheid er, maar zelf vind ik dat ik dit niet kan maken. Ergens vind ik dat zelfs gemeen. Ze mogen weten dat ik nog besta, maar dat is dan het enige. Mijn biologische familie blijft dan nog steeds in het ongewisse over hoe het met me gaat. Aan de andere kant is ‘iets’ misschien beter dan niets. 

Mijn grootste spanning zit ‘m in het stukje ‘dan moet ik contact met ze hebben’. Ik vind van mijzelf dat ik dat proces dan moet aan gaan. Ik kan het dus niet maken van mijzelf dat ik hen het contact met mij ontzeg. Maar dat contact is niet zo makkelijk. Zeker niet in deze tijd. Nog afgezien van alle strenge maatregelen omtrent Covid. Er is sowieso sprake van een taal- en cultuurverschil. Ook ik heb wel eens naar Spoorloos gekeken, waar dit soort situaties als de mijne gefilmd worden. Wat mij betreft worden de taal en cultuurbarriére flink onderschat. Al realiseer ik me dat iedereen hier anders in staat en elke situatie uniek is. Hoewel ik me in het Indonesische klimaat waarschijnlijk echt thuis zal voelen, vermoed ik dat dit niet zal gelden voor de cultuur en taal. Mijn manier van denken en uitdrukken zijn zo westers. Qua DNA is het dan misschien een match, mijn verwachting is dat dit dan ook de enige match zal zijn. Voor mijn gevoel is de kans op teleurstelling en frustratie aan beide kanten behoorlijk groot. 

In deze situatie komt mijn drang naar controle ook weer behoorlijk naar boven, dat geef ik eerlijk toe. Ik wil van te voren graag weten hoe ik ga reageren wanneer er een eventuele match zal zijn. Ik durf niet de stap te zetten om mijn DNA in te leveren en dan maar te zien. Ik voel me niet zo dapper. Ik ben geen Esther of Ruth die gaan en durven te zeggen ‘komen wat komen gaat’. Ik besef echt dat we als mens nooit alles in de hand kunnen houden. Ik kan niet van te voren bedenken wat er gaat gebeuren. lk kan wel eventuele scenario’s verzinnen en hoe ik hierop zou willen reageren. Voor mij is het daarin heel belangrijk wat God wil dat ik zal gaan doen en of ik er vrede mee zou hebben. Om dit allemaal te bedenken vraagt tijd en aandacht, stilte en rust. Die tijd wil ik nemen. Ik wil mijzelf niet opjagen door iets  van mezelf te verlangen waar ik nog niet aan toe ben. Ik wil niet gedwongen worden in een reactie omdat iedereen dat nu eenmaal van mij verwacht. Ik vertrouw erop dat het me op Gods tijd wel duidelijk wordt. Mijn identiteit wordt er niet anders door. Ik ben al compleet, daarvoor hoeft mijn eventuele biologische familie niet per se in beeld te zijn. 

Terwijl ik dit schrijf zie ik de bekende uitspraak van Corrie ten Boom voorbij komen: Wees nooit bang om een onbekende toekomst te leggen in de handen van een bekende God. Ik ben niet bang voor mijn onbekende toekomst. Ik vertrouw op de voor mij bekende God. Mijn hele leven, met alle ups en downs lag al in Zijn handen. Mijn toekomst past daar met gemak bij in. Zeker nu ik vanuit Zijn kracht en vrijheid leef. Omdat ik weet dat mijn identiteit in Hem ligt.

Dus, die DNA kit blijft nog even netjes in papier in mijn la liggen. Het heeft geen haast, ik wil er voor de volle honderd procent achter staan. Pas op het moment dat ik die onzekere toekomst durf te omarmen pak ik die DNA kit er weer bij. 

Het komt wel. Op Zijn tijd en op mijn tijd. 

27. Gevonden!

Ergens ten vondeling gelegd worden betekent niet per definitie afgewezen te worden. Langzaamaan valt dat kwartje en ga ik echt geloven in die uitspraak. Tegelijk voelt die wetenschap erg eenzaam en tegenstrijdig. Wanneer je het beeld van een doos met een baby’tje erin bij jezelf oproept gaat er een eenzaamheid van uit wat je niemand gunt, laat staan een baby. 

Ik vraag me regelmatig af door wie en hoe ik gevonden ben. Zou de vinder van mij al zo afgestompt zijn dat het met een vermoeide zucht mij met doos en al oppakte?  Of was de vinder zo bewogen dat ik direct uit de doos getild werd en een knuffel kreeg.  Zou dit verschil überhaupt uitgemaakt hebben voor mijn ontwikkeling?

Het fenomeen ‘vondeling’ is eigenlijk een raar iets. Ik ben gevonden, maar op zich was ik niet eens echt kwijt. Iemand heeft mij bewust op de stoep van het kindertehuis neer gelegd, in de verwachting dat ik gevonden zou worden. Dat ik gevonden werd, was geen toeval. Sowieso geloof ik niet in toeval, maar in dit geval werd ik daar met een reden neergelegd. De ‘neerlegger’ kon weten dat ik in dat kindertehuis verzorgd zou worden. 

Misschien werd ik daar wel met een liefdevol hart neergelegd. Het grootste gedeelte van mijn leven heb ik dat geloofd. Tegenwoordig denk ik wat anders. Het voelt alsof er meer kwaad in mijn start zit. Met nog meer vragen dan voorheen. Mijn hele oorsprong is één grote vraag. Ik ben wel ontstaan door conceptie, dat is natuurlijk een feit. Maar mijn eerste levensjaar en een groot gedeelte van mijn tweede zijn blanco. Niemand die mij daar iets over kan vertellen. En hoewel ik wilde dat mij dit niets zou kunnen schelen, schiet dit te pas en te onpas door mijn hoofd. Ten diepste voelt het alsof ik geen echt bestaansrecht heb. Alles wat ik nu doe of zeg komt voort uit iets vaags, iets wat ik niet weet. Hoewel het relatief gezien maar een korte tijd van mijn leven is, zijn het wel de jaren waarin de basis van mijn identiteit is ontstaan. Qua ontwikkeling had dat het begin moeten zijn van een goede hechting en veiligheid. Helaas verliep dat anders.

Nog steeds ga ik ervan uit dat ik een vondeling ben. In het hele verhaal, hoe onduidelijk dan ook, is dat de meest logische en meest voorkomende manier om een baby een betere toekomst te geven. Ervan uitgaande dat ik niet een baby’tje was van de hogere klasse in die tijd, ben ik er waarschijnlijk echt op vooruit gegaan. Er is mij een armoedig leven bespaard gebleven. Dat degene die me te vondeling gelegd heeft geld voor deze daad heeft gekregen is hem of haar zelfs gegund. Of dat nu mijn biologische moeder was of een willekeurige baby ontvoerder, het geld zal ongetwijfeld in die tijd nodig zijn geweest. Tegelijk zal er ergens iemand verlies hebben gevoeld. Of het verlies van mij opluchting of verdriet heeft veroorzaakt: iemand heeft het verlies gevoeld. Daar waar ik van oorsprong had moeten zijn is een gat ontstaan. Misschien is dat gat snel weer opgevuld door iets of iemand. Maar het gat was er wel. Net zoals er een gat zit in mijn leven. 

Een blijvend gat. Ook ik voel een verlies. Verlies van iets waar ik geen juiste beelden of gedachten bij heb. Ik voel verdriet om dat kleine in de steek gelaten meisje. Ik voel de eenzaamheid van de baby die verlangt naar de geur van haar moeder. Ik voel de kou van het kindje dat in plaats van in de warme sarong bij haar moeder, in een bedje op een koude slaapzaal werd gelegd.

Tijdens mijn burn out heb ik mij vaak ontzettend eenzaam en intens verdrietig gevoeld. Gevoelens die ik niet kon plaatsen. Mijn therapeut dwong me min of meer om terug te gaan naar dat kleine meisje. Dat was een heel pijnlijk proces. Eenzaam ook, omdat niemand in mijn omgeving dit wist of zou herkennen. Naast de eenzaamheid en verdriet kwamen er ook schaamte en boosheid vrij. Omdat mijn start zo intriest was en om de gevolgen die dit had op mijn identiteit. 

In die periode voelde ik me behoorlijk waardeloos en verloren. Geen idee wat ik verder met mijn leven moest. Ik was de weg kwijt, mijn levensweg stopte voor mijn gevoel zomaar. Ik stond ergens stil in de middle of nowhere. Ik had totaal geen idee waar ik heen moest gaan.

Het was alsof ik opnieuw een vondeling was en ik moest schreeuwen om gevonden te worden. Ja, ik had een mooi huis en een prachtig gezin. Maar had ik wel bestaansrecht? Was ik het waard om van gehouden te worden, ook in deze periode van mijn leven? Ik zakte steeds verder weg en voelde me zo verloren. 

Godzijdank, ook toen werd ik gevonden. Opnieuw. In het meest eenzaamste en donkerste moment van mijn leven hoorde ik mijn Vader zeggen ‘Jij bent Mijn geliefde dochter’. Daar, op dat moment werd mijn ware identiteit bevestigd. De geschiedenis herhaalde zich, de naam vondeling kwam eindelijk tot zijn recht. Deze keer werd ik gevonden en weet ik precies hoe en wat. 

Vragen over mijn ontstaan blijven rondzoemen in mijn gedachten. Ik heb nog steeds niet alle antwoorden over mijn afkomst. Ik zal ze waarschijnlijk ook nooit krijgen. Maar ik heb geen vragen meer over mijn bestaansrecht of identiteit. 

Ik ben gevonden en heb gevonden. 

Ik ben een echte vondeling. 

26. Dankbaar

Vandaag vieren we in veel christelijke gemeentes ‘dankdag’. Van oorsprong een moment om stil te staan bij het slagen van de oogst en God hiervoor te danken. 

Van huis uit heb ik geleerd dankbaar te moeten zijn. Dankbaar in alles. Er werd altijd geprobeerd naar het positieve van een situatie te kijken. Was ik gevallen, dan moest ik dankbaar zijn dat ik niks gebroken had. Toen onze hond dood ging, moest ik dankbaar zijn dat hij zo lang bij ons was geweest en dat ik zoveel plezier met hem heb gehad. Wanneer ik ziek was, moest ik dankbaar zijn dat ik niet zo ziek was dat ik naar het ziekenhuis moest. En ga zo maar door. Er was altijd wel een reden tot dankbaarheid te vinden. 

Het gevolg is dat ik ondanks alles heb geleerd om positief in het leven te staan. Hier ben ik mijn adoptie-ouders echt dankbaar voor. Ik weet uit ervaring dat het leven moeilijk kan zijn. Er gebeuren zoveel onrechtvaardige dingen. In mijn leven, net als in jouw leven, of dat van je buurman, familielid of vriend. Ik ben ervan overtuigd dat het zoeken naar dingen, situaties waar je dankbaar voor kan zijn je helpt om door te gaan met je leven, zonder moedeloos te worden. 

Vroeger was de oogst vast niet altijd goed gelukt, toch vierde men ook toen dankdag. Misschien dankte men God toen wel dat men een dak boven hun hoofd had, of waren ze dankbaar voor nieuw leven op de boerderij of in het gezin. Soms is het zoeken naar dingen waar je dankbaar voor kan zijn. In sommige fases van je leven kan je de dingen die goed gaan op slechts één hand tellen en dat is zwaar. Tegelijk zet mij dat altijd stil bij mijn afhankelijkheid van God. Dan kan ik dankbaar zijn voor de wetenschap dat Hij in mij leeft en mij elke dag weer moed geeft om verder te gaan. Hij is Degene die mij helpt met een dankbare blik de wereld in te kijken. 

Leven met een dankbaar hart kan moeilijk zijn, het leven kan ons soms zo onderuit schoppen. Geloof me, ik weet hoe dat voelt. Toch is het niet onmogelijk en wanneer het lukt zal het je tot zegen zijn. 

Paulus roept ons op in Filippenzen 4: 6 dat we over niets bezorgd moeten zijn, dat we alles aan God mogen vragen en dat dat vragen gepaard moet gaan met dankzegging. Dat is nog eens een uitdaging. Ik lees in een uitleg over dit vers dat Paulus hierin oproept om te bedenken hoe God Zijn zegen in jouw leven heeft laten zien. Waar zijn we dankbaar voor? Hoe heeft God Zijn trouw aan ons bewezen tijdens eerdere situaties? 

Wanneer we zoeken naar momenten waar we Gods aanwezigheid mochten ervaren kunnen we hiervoor onze dank uitspreken. Het helpt ons te herinneren hoe trouw God is. Altijd. In een hart dat gevuld is met dankbaarheid is ook minder ruimte voor zorgen en twijfel. Hoewel ik opgevoed ben met een dankbare levenshouding, moet ook ik regelmatig echt zoeken naar redenen tot dankbaarheid. 

In de aanloop naar deze dankdag hielp het me zo om uit mijn huidige situatie te stappen. Als gezin leven wij momenteel in een pittige tijd, soms is dat om moedeloos van te worden. Toen ik door kreeg dat het bijna dankdag was, greep ik die mogelijkheid vast om me te richten op de mooie dingen van het leven, zodat ik vandaag ook iets heb om echt dankbaar voor te zijn. Wanneer ik terugkijk op mijn leven ben ik ook echt dankbaar voor zoveel dingen. Ik zie in zoveel situaties Gods hand, Zijn aanwezigheid en Zijn zegen. Zijn oog rust op mij. 

In deze pittige periode ben ik zo dankbaar voor vriendschappen. Voor mijn vriendinnen die biddend en bemoedigend om mij heen staan. Ik ben dankbaar voor de zegen die voortvloeit uit deze blog. Toen ik hier in februari mee begon had ik niet verwacht dat ik over een paar weken op de radio mijn verhaal mag doen. Ik ben dankbaar dat God mijn gebroken leven herstelt en gebruikt. 

Vanavond, wanneer ik in de kerk zit en dankbaar ‘moet’ zijn, zullen deze dingen door mijn hoofd weerklinken. En zal ik God prijzen en aanbidden met een dankbaar hart. 

25. Een DNA kit

Zojuist heb ik een DNA kit besteld. Hiermee ben ik in staat om mijn DNA op te sturen naar een DNA bank waar geboorte moeders hun DNA hebben ingeleverd in de hoop dat er een match gevonden wordt. Even voor de duidelijkheid, het is de hoop van die geboortemoeders, niet de mijne. En hoewel ik al enige tijd de beslissing heb genomen om dit te gaan doen, raak ik, door het daadwerkelijk bestellen, aardig van slag. 

Onwillekeurig doet het me blijkbaar toch een heleboel. Wanneer ik er aan denk, versnelt mijn hartslag en kruipt mijn ademhaling omhoog. Ik voel een knoop in mijn buik ontstaan. 

Want wat als er daadwerkelijk een match ontstaat? Wat moet ik dan doen, wat wordt er dan van mij verwacht? Dan heb ik ineens biologische familie, wat moet ik daar nu weer mee?

Ik weet, ik stel vragen die ik nu niet kan beantwoorden, ik heb nog niet eens mijn DNA afgenomen en opgestuurd. Maar toch, de vragen zoemen wel door mijn hoofd. 

Een tijd geleden werd bekend dat er grote kans bestond dat mijn adoptie niet eerlijk geregeld was. Ik behoor tot de groep van één van de eerste geadopteerden uit Indonesië in de jaren ’70. Er is in die periode veel gesjoemeld met de papieren. Men wilde zo snel mogelijk en zoveel mogelijk adopties afronden. Dat leverde geld op. Men durft te beweren dat ze toentertijd zelfs zo ver gingen dat er baby’tjes ontvoerd of gestolen werden. Om hen vervolgens bij een kindertehuis waar adoptie plaatsvond aan te bieden. Daar kreeg men geld voor. Zowel de babyaanbieder als de adoptieaanbieder. Beide hadden belang bij baby’s, want iedereen had belang bij geld. 

Het gevolg is dat alles wat er in mijn adoptiepapieren staat geen waarheid hoeft te zijn. Er staan gebeurtenissen en namen opgeschreven, maar die kunnen gewoon ter plekke verzonnen zijn. Het is goed mogelijk dat een groot gedeelte van mijn eerste paar maanden één grote leugen is. 

Het kan dus ook zijn dat mijn geboortemoeder überhaupt nooit afstand van mij heeft willen doen. Misschien is het hele verhaal van de bont en blauwe vondeling een verzonnen iets. Bedacht om een zielig verhaal op te kunnen hangen voor westerse mensen die zo graag een kind wilden. 

Toen ik hier achterkwam en het weinige wat ik wist over mijn afkomst op losse schroeven kwam te staan heeft me dat wel wat verwerkingstijd gekost. Vervolgens realiseerde ik me dat het mogelijk is dat er mensen in Indonesië zijn die mij missen, die mij misschien zelfs al jarenlang zoeken. Misschien was daar in 1976 een jonge moeder die ineens ontdekte dat haar geliefde dochtertje weg was. Misschien heeft ze in paniek rondgerend omdat het ergste wat haar kon overkomen is gebeurd. Misschien loopt er nu wel een moeder in Indonesië rond met een groot gat in haar hart vanwege het gemis van haar kind. Zij vraagt zich af hoe ik eruit zie, net als dat ik bij elke Indonesische vrouw van rond de zestig me afvraag of zij misschien mijn geboorte moeder is. Opnieuw een heleboel ‘misschiens’.

Zelf heb ik nooit de behoefte gehad om mijn biologische familie op te zoeken. Regelmatig keek ik naar Spoorloos maar voor mij geen zoektocht naar mijn roots hoor. Want stel je vindt ze, wat dan? Er is een taalbarrière en een mega kloof tussen beide culturen. Echt veel te ingewikkeld wat mij betreft.

Ik heb dan ook lang getwijfeld of ik mijn DNA zou inleveren. Ik wil het liever niet, maar te bedenken dat er ergens een moeder al dikke veertig jaar in het ongewisse leeft, dat doet me wel wat. Zelf ben ik ook moeder.  Als ik in haar schoenen zou staan, zou ik op zijn minst willen weten dat mijn dochter nog leeft en goed terecht is gekomen. Want zo is het wel. Ik kan van alles van mijn opvoedsituatie vinden en er zijn dingen absoluut fout gelopen of hadden eigenlijk niet mogen gebeuren. Maar ik ben nu wel een gelukkige vrouw. Ik ben gevonden, geliefd en gezond. Wanneer ik eigenlijk een ontvoerde baby was, dan gun ik mijn geboorte moeder de wetenschap dat ik nog leef. Dát is de reden dat ik toch mijn DNA ga inleveren. 

Tegelijk maakt me dat dus wel onrustig. Want wat als mijn geboortemoeder inderdaad nog leeft en me zoekt, wat wil ze dan? Is de wetenschap dat ik goed terecht gekomen genoeg voor mijn biologische familie? Of willen ze meer, zoals een ontmoeting of misschien zelfs een echt relatie? Daar heb ik geen behoefte aan zeg ik nu. Maar ben ik dan niet te hard? Ik weet het allemaal niet. Ik heb ook besloten dat ik het allemaal wel zal zien. Dat besluit is weliswaar met mijn hoofd genomen, dus moet nog landen in mijn hart…

Morgen komt de DNA kit, misschien wacht ik er nog even mee om mijn DNA werkelijk af te nemen en op te sturen. Maar misschien kan ik het ook maar beter wel direct doen. De vragen zullen voorlopig nog wel blijven rondzoemen in mijn hoofd. Daar zal een eventuele match van DNA onderzoek echt niet veel aan veranderen. 

Zoals gezegd; We zullen het  allemaal wel zien. Welja we zullen wel zien;).